Je komt naar het ziekenhuis voor een onderzoek, behandeling of operatie onder narcose. Voor het gemak noemen we deze 3 dingen in deze folder ‘ingreep’. Jij komt voor een ureter-reïmplantatie.
Ureter-reïmplantatie bestaat uit twee woorden:
- ureter betekent urineleider. Deze buis loopt tussen je nier en je blaas en zorgt dat de urine van je nier naar je blaas stroomt. De meeste mensen hebben twee nieren, uit elke nier gaat er één urineleider naar de blaas. Soms gaan er vanuit één nier twee urineleiders naar de blaas (dat heet een dubbelsysteem).
- reïmplantatie betekent opnieuw plaatsen.
De overgang van je urineleider naar je blaas werkt bij jou niet zo goed. Hierdoor kun je infecties aan je nier krijgen.
De infecties ontstaan door verschillende oorzaken:
- de urine stroomt terug naar de nier, dat noemen we reflux.
- de urine stroomt vanuit de nier niet goed door naar de blaas omdat de overgang van de urineleider naar de blaas te klein is.
- heel soms komt de urineleider niet uit in de blaas, maar bijvoorbeeld in de plasbuis of andere organen rondom de blaas.
Je kunt verschillende klachten hebben:
- pijn in je buik
- pijn in je rug
- blaasontsteking
- nierbekkenonsteking
De dokter plaatst bij de ingreep (ureter-reïmplantatie) de urineleider (ureter) op een andere manier in de blaas. Zo kan de urine goed doorlopen van je nier naar je blaas en is er geen terugstroom van urine meer. Als je aan één van je urineleiders een nieuwe verbinding nodig hebt naar je blaas, dan noemen we dat een enkelzijdige operatie. Wanneer je aan beide urineleiders geopereerd moet worden, heet dat een dubbelzijdige ureter-reïmplantatie.
Soms komt het voor dat de urineleider te wijd is. Dat noemen we een mega-ureter. Als dat bij jou zo is, dan maakt de dokter je urineleider smaller (dat noemen we recalibratie). Van de ingreep zelf merk je niks, want je bent onder narcose. Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je voelt dan helemaal niets meer. De ingreep duurt ongeveer 2 tot 3 uur. Je vader, moeder, of een andere volwassene die je graag bij je hebt, mogen de hele dag bij je blijven. Alleen niet tijdens de ingreep. Maar dat merk je niet, omdat je dan onder narcose bent.
Voor een ureter-reïmplantatie moet je ongeveer 5 tot 7 dagen in het ziekenhuis blijven. Meestal moet je op de dag van de ingreep komen. Soms een dag voor de ingreep. Dat hangt af van waar je woont en hoe laat de ingreep is.
Je urinewegen uitklapper, klik om te openen
Je urinewegen zorgen ervoor dat je kunt plassen. Ze bestaan, van boven naar beneden, uit:
- nieren
- urineleiders
- blaas
- plasbuis
Nieren
Een nier is ongeveer zo groot als je eigen vuist. De meeste mensen hebben twee nieren, maar één kan ook. Ze zitten aan de achterkant in je buik. Links en rechts van je wervelkolom. Als je je handen in je zij zet, met je duimen naar voren, zitten jouw nieren bij je vingers. Nieren zijn een soort zeefjes die je bloed schoonmaken. Ze halen de stoffen die je niet nodig hebt uit je bloed. We noemen dat afvalstoffen.
Je hebt ook altijd meer vocht in je lichaam dan je nodig hebt. Je nieren zorgen er voor dat het teveel aan vocht en de afvalstoffen naar je blaas gaan. Dat is je plas. Een ander woord voor plas is urine. Het gedeelte van je nier waar je urine naar je urineleider gaat, heet het nierbekken (pyelum).
Urineleiders (de ureteren)
Dat zijn de verbindingen tussen je nieren en je blaas. Je hebt dus twee urineleiders. Eén vanuit je linkernier en één vanuit je rechternier.
Soms heeft een nier 2 urineleiders. Een komt uit de bovenkant én uit de onderkant van je nier. Dat noemen we een dubbelsysteem. Het komt ook voor dat de urineleider te wijd is, dat noemen we een mega-ureter.
Blaas
Je blaas zit onder in je buik. Hij heeft twee taken:
- plas bewaren
- plas uit je lichaam laten gaan, plassen
Plasbuis (de urethra)
Dat is de verbinding tussen je blaas en je plasgaatje. Je plas gaat dus via de plasbuis naar buiten.
Wil je weten hoe de dokter de operatie doet, lees dan de volgende tekst. Wil je dit niet, lees dan verder bij ‘Vóór de operatie’.
Hoe doen wij een ureter-reïmplantatie uitklapper, klik om te openen
Er zijn verschillende manieren om een urineleider opnieuw in de blaas te zetten. Tijdens de ingreep bekijkt de dokter wat het beste is om te doen.
Zo gaat de ingreep:
- De dokter maakt een snede onderin je buik (bij je blaas). Die snede is ongeveer 5 tot 8 cm en zit van links naar rechts op de plek van de rand van je onderbroek (of bikinibroekje, daarom noemen we het ‘bikinisnede’). De dokter kan zo goed bij je blaas en urineleiders komen.
- Je urineleider wordt daarna los gemaakt van je blaas.
- De dokter maakt de nieuwe verbinding. Welke techniek de dokter hiervoor gebruikt, bekijkt hij tijdens ingreep.
- De urineleider wordt tussen je slijmvlies (weefsel aan de binnenkant van je blaas) en de blaasspier gelegd.
- Als je urineleider wijd is (mega-ureter) maakt de dokter deze smaller als dat nodig is (recalibratie).
- Aan het einde van de operatie brengt de dokter allerlei slangetjes in om de urine af te laten lopen (bij het hoofdstuk ‘na de operatie’ lees je welke slangetjes dat zijn).
- De snede wordt aan de binnenzijde netjes gehecht met oplosbare draadjes en aan de buitenzijde zie je alleen hechtpleisters.
Vóór de ureter-reïmplantatie uitklapper, klik om te openen
Een tijdje vóór de ureter-reïmplantatie heb je een afspraak op de POS-poli. POS-poli is de afkorting van: Pre Operatief Spreekuur. Dat betekent: het spreekuur vóór een onderzoek, behandeling of operatie onder narcose.
Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je voelt dan niks van de ingreep. We noemen dit wel slapen, maar het is geen gewone slaap. Als je onder narcose bent kun je niet uit jezelf wakker worden.
De anesthesioloog is de dokter die jou de slaapmedicijnen geeft.
Hij zorgt voor jou als je onder narcose bent en hij zorgt ervoor dat je weer wakker wordt als de ingreep klaar is. We noemen hem ook wel de slaapdokter.
Op de POS-poli heb je, samen met je ouders, een gesprek met de POS-verpleegkundige of met de slaapdokter.
Wat gebeurt er op de POS-poli?
Ze willen van alles weten over je gezondheid. Bijvoorbeeld:
- welke ziektes je hebt gehad
- of je koorts hebt
- of je verkouden bent
Soms meten ze je gewicht, je lengte, je bloeddruk of je hartslag. Dit doet geen pijn.
Ze bespreken met jou en je ouders:
- hoe het gaat als je onder narcose gaat
- hoe jij het beste de narcose kunt krijgen: met een prik, of met een kapje
- wat jou kan helpen als je pijn hebt of bang bent
Als je tegen de narcose op ziet, zeg het dan tegen de POS-verpleegkundige of de slaapdokter!
Op de POS-poli krijg je een folder over de narcose. Dan kun je nog eens nalezen wat er is verteld.
Voor ouders
- Gebruikt uw kind bloedverdunningsmiddelen? Dan kan het zijn dat uw kind deze al vóór de ingreep niet meer mag nemen. Overleg dit vóór de opnamedag al met de arts.
- Gebruikt uw kind prednison? Dan kan het nodig zijn dat uw kind een verhoogde dosering nodig heeft. De arts schrijft voor welke dosering dat is.
- Gebruikt uw kind insuline? Dan raden we u aan om met de arts te overleggen. Misschien is het beter de dosis aan te passen.
- Is uw kind allergisch, bijvoorbeeld voor pleisters? Meld dit dan altijd.
- (Kinder)aspirine® is een pijnstiller die het bloed verdunt. Daardoor is er meer kans op nabloedingen. Geef uw kind daarom minstens twee weken voor de ingreep geen (kinder)aspirine®. Als uw kind een pijnstiller nodig heeft, kunt u wel (kinder)paracetamol geven.
Kort voor de narcose mag uw kind geen vaccinatie krijgen. We houden de volgende periode aan:
- twee dagen voor de narcose geen DKTP- en meningokokken-vaccinatie
- twee weken voor de narcose geen BMR-vaccinatie
De dag van de ingreep uitklapper, klik om te openen
In de folder “Narcose” lees je hoe het gaat als je onder narcose gaat. Je leest daar ook hoe het gaat op de dag dat de ingreep plaatsvindt. Voor alle duidelijkheid vertellen we het hier nog een keer in het kort:
Thuis
- Je moet nuchter zijn. De slaapdokter heeft op de pospoli afgesproken vanaf hoe laat je niet meer mag eten. Je mag nog wel drinken, maar alleen helder vloeibaar. Helder vloeibaar is drinken waar je doorheen kunt kijken zoals water, thee en aanmaaklimonade.
Op de verpleegafdeling
- Je komt op de verpleegafdeling en krijgt een bed.
- De verpleegkundige stelt nog wat vragen aan jou en je ouders.
- Als je wilt kun je de voorbereidingsspullen nog een keer bekijken.
- Als je wilt weten hoe bij jou na de operatie de katheter(s) en opvangzak(ken) er uit zien kunnen wij je dit laten zien bij een pop.
- Je krijgt een operatiejasje aan en een naambandje om.
- Misschien krijg je een drankje, pilletje of zetpil.
- Als je aan de beurt bent, ga je in bed.
- Jullie gaan samen naar de wachtruimte(holding) bij de operatiekamer.
In de holding
- Eén van je ouders en de pedagogisch medewerker of verpleegkundige doen operatiekleding over hun eigen kleding. Zo blijft alles goed schoon in de operatiekamer.
- De medewerkers van de operatiekamer (met een blauw pak en een muts) komen jullie ophalen. Meestal stellen ze nog wat vragen aan jou en je ouders.
- Ze nemen jou, één van je ouders en de pedagogisch medewerker of verpleegkundige mee naar de operatiekamer.
In de operatiekamer
- Je gaat op de operatietafel liggen of zitten.
- Je krijgt een plakker met daarin een klein lampje op je vinger of teen geplakt.
- Je krijgt drie monitor-stickers op je borst geplakt.
- Je krijgt de narcose met een kapje of een prik.
- Als je slaapt gaat je vader of moeder terug naar de afdeling
- De dokter doet de operatie.
In de uitslaapkamer
- Je ligt weer in je eigen bed als je wakker wordt.
- Eén van je ouders mag bij je komen zitten.
- Je hebt nog steeds de monitor-stickers en het lampje op je vinger.
- Je hebt een infuus in je hand.De dokter komt vertellen hoe het gegaan is.Soms is het daarvoor te druk op de operatiekamer, dan komt hij later op de afdeling bij je langs.
- Als je goed wakker bent, rijden we je met bed en al weer naar de afdeling.
Na de ingreep onder narcose uitklapper, klik om te openen
Terug op de afdeling
- Als je weer op de afdeling bent, mag je rustig in je bed blijven liggen. De verpleegkundige komt regelmatig bij je kijken.
- Op de afdeling houd je het lampje aan je vinger en lig je aan de monitor. Zo kan de verpleegkundige goed zien hoe het met jou gaat, ook als je ligt te slapen.
- Misschien voel je je niet zo lekker, ben je misselijk of heb je ergens pijn. Zeg het tegen je vader of moeder of tegen de verpleegkundige als er iets is. Ze kunnen er dan rekening mee houden of je extra medicijnen geven. Hoe het bij jou zal gaan? Dat is moeilijk van tevoren te zeggen.
- Als je goed wakker bent, mag je weer wat drinken en eten.
Na de ureter-reïmplantatie uitklapper, klik om te openen
Na de ingreep heb je een aantal katheters (dunne zachte slangetjes /buisjes) in je lichaam. Het kan zijn dat je voelt dat er slangetjes in je blaas zitten. De blaas kan door die slangetjes wat krampen geven, meestal helpen de medicijnen die je daar tegen krijgt goed. De slangetjes zitten aan de huid vast met een hechting en ook zorgen we dat de slangetjes met pleisters goed vast blijven zitten zodat als je beweegt je er weinig van voelt.
De epiduraalkatheter (ruggenprik)
Meestal wordt deze tijdens de operatie ingebracht. Dit is een dun slangetje dat in je rug zit en de pijn tegengaat na de operatie. Doordat het in je rug zit, komen de medicijnen precies op de goede plek en werken zo het beste. De medicijnen die we je geven nemen de pijn weg, maar zorgen ook dat je soms je benen minder goed kan voelen of dat je spieren in je benen niet zo goed werken. Dit is normaal en gaat ook weer weg als de ruggenprik weg gaat. Zeg het wel meteen als je nog steeds veel pijn hebt tegen de verpleegkundige of de dokter. De ruggenprik kan meestal 2 of 3 dagen na de operatie weggehaald worden. Ook zorgen de medicijnen ervoor dat je blaas niet goed werkt, dus de katheter in je blaas kan er pas uit als de ruggenprik weggehaald is.
Soms is het nodig dat de katheter wel wat langer blijft zitten (ook als de ruggenprik is weggehaald). Met een epiduraalkatheter mag je niet lopen. Daarom blijf je de eerste dagen in bed. Je kunt wel op een stoel zitten.
Een wonddrain
De wonddrain is een dun slangetje dat via je huid in je onderbuik naar buiten komt. Deze drain zorgt ervoor dat wondvocht uit je lichaam gaat. Als er urine of bloed lekt na de operatie dan kunnen we dat ook aan de drain zien. Dit wondvocht, urine of bloed vangen we op in een dicht zakje dat aan de drain vastzit. Het lijkt een beetje op een lampionnetje. De verpleegkundige meet, door het zakje leeg te maken, hoeveel vocht er in het zakje zit. Dit gebeurt meestal 1x per dag. Na 1 of 2 dagen halen we de drain er uit.
De uretersplint/ureterkatheter
Een uretersplint is een dun slangetje dat door je urineleider (ureter) naar je nier loopt. Bij je blaas komt het slangetje via je huid naar buiten. Het zorgt ervoor dat de nieuwe verbinding tussen je urineleider en de blaas open blijft. Als je aan beide urineleiders geopereerd bent, komen er meestal twee slangetjes door je onderbuik naar buiten. Er zit een zakje aan waar de urine in loopt. De verpleegkundige meet een paar keer per dag hoeveel urine er in het zakje zit en maakt de urine-opvangzak dan leeg. De plaats waar het slangetje uit je onderbuik komt, wordt elke dag met Betadine jodium schoon gemaakt (ontsmet). De uretersplint zit vast met een hechting en pleisters. Als de pleister los raakt, plakt de verpleegkundige er nieuwe op. De dokter of verpleegkundige verwijdert de uretersplint voor je naar huis gaat. Ben je aan beide urineleiders geopereerd en heb je een uretersplint van beide kanten dan gebeurd dit op verschillende dagen.
De supra-pubische katheter
Een supra-pubische katheter ligt in je blaas en heeft een uitgang in je onderbuik naar buiten. Het slangetje zorgt ervoor dat urine uit je blaas in een urine-opvangzak terecht komt. De urine ziet er rood uit, dat komt doordat er door de operatie nog bloed bijzit. Dit kan wel een paar weken duren, dat hoort bij deze operatie en is dus ook helemaal niet erg.
De verpleegkundige meet een paar keer per dag hoeveel urine er in het zakje zit en maakt de urine-opvangzak dan leeg. De plaats waar het slangetje uit je onderbuik komt, wordt elke dag met met water of met betadine jodium schoon gemaakt (ontsmet). De katheter zit vast met een hechting en pleisters, als de pleister los raakt, plakt de verpleegkundige er nieuwe op.
Als de uretersplinten zijn verwijderd, dan wordt de supra-pubische katheter afgesloten met een kraantje. Je mag dan zelf gaan plassen. Na het plassen controleert de verpleegkundige of jij je blaas goed leeg hebt geplast door het kraantje weer open te zetten en te kijken of er nog urine uit je blaas komt via het slangetje. Een klein beetje urine is niet erg. Als je zelf weer goed plast mag de supra-pubiskatheter eruit.
De dubbel J katheter
Als bij jou je urineleider te wijd was (mega-ureter) en de dokter deze smaller heeft gemaakt, dan krijg je geen uretersplint maar een dubbel J katheter. Dit slangetje zit helemaal in je buik en kun je dus niet zien. Het is een dun, soepel slangetje met aan de beide uiteinden een krul, waarvan de ene krul in de nier ligt en de andere in de blaas. Je merkt er meestal niets van. Sommige kinderen kunnen wat krampen voelen. Met deze katheter is het belangrijk dat je steeds op tijd gaat plassen om terugstroom van urine naar de nier tegen te gaan. Ongeveer 1 maand na de ingreep mag deze katheter eruit. Hiervoor moet je nog een keer naar het ziekenhuis komen. Je gaat nog een keer onder narcose op de operatiekamer.
De katheter in je plasbuis
Als de dokter je ook aan je blaashals of je plasbuis geopereerd heeft, kan het zijn dat je een katheter in je plasbuis hebt. Dit is een dun slangetje dat via je plasgaatje, via je plasbuis, in je blaas zit. Je urine loopt dan door het slangetje door de plasbuis, uit je blaas in een urine-opvangzak. De verpleegkundige meet een paar keer per dag hoeveel urine er in de urine-opvangzak zit en maakt de urine-opvangzak dan leeg.
Een infuus uitklapper, klik om te openen
Dit is een flexibel buisje dat in een bloedvat in je arm of been zit. Via het infuus kun je vocht (drinken) en medicijnen (bijvoorbeeld antibiotica) krijgen. Het infuus halen we weg als je zelf goed drinkt, eet, medicijnen kunt slikken en de epiduraal katheter er uit is.
Bijwerkingen uitklapper, klik om te openen
Mogelijke bijwerkingen van de ureter-reïmplantatie
Na de ingreep kun je pijn hebben in je buik, waar de wond zit. Daarom krijg je na de ingreep medicijnen tegen de pijn. Via de epiduraal katheter en drie of vier keer per dag een paracetamol (zet)pil.
Door de slangetjes (uretersplint en supra-pubiskatheter) kun je blaaskrampen krijgen. Door de blaaskrampen kun je ook jeuk voelen bij je plasgaatje of poepgaatje. Je krijgt daarom drie keer per dag een tabletje of drankje, dit medicijn heet dridase® (oxybutinine). Dat is een medicijn tegen blaaskrampen. Het kan zijn dat je ongeveer een half uur na het innemen van de dridase een rood gezicht krijgt. Dit gaat vanzelf weer over. Als de dridase® (oxybutinine) niet genoeg helpt bekijkt de dokter of er nog een ander medicijn voor jou is. Voordat je weer zelf gaat plassen, stop je met de dridase®. Soms kan een warme doek op je buik ook helpen tegen de blaaskrampen, zodat je blaas weer wat kan ontspannen.
Als je weer zelf plast, kan dat de eerste paar keer nog gevoelig zijn. Na een poosje gaat dit over. Bij je urine kan 2 tot 6 weken na de operatie nog bloed zitten. Dit komt door de operatiewond. Hierdoor kan je urine rood kleuren, maar dit doet geen pijn en is niet erg. Het is daarom belangrijk dat je na de operatie (ook thuis) goed blijft drinken.
Mogelijke bijwerkingen van de narcose
Tijdens een narcose krijg je een buisje in je keel, dat helpt om te ademen. Soms heb je daardoor wat keelpijn of klinkt je stem wat anders als je wakker wordt. Dat gaat na een poosje weer over.
Door de slaapmedicijnen kun je wat misselijk zijn of moet je overgeven. Je kunt hiervoor medicijnen krijgen van de verpleegkundige in de uitslaapkamer of op de afdeling.
Soms kan het even duren voordat je je weer helemaal de oude voelt. Dit is normaal.
Zelfs wanneer een ingreep helemaal goed is gedaan (“volgens het boekje”), kunnen er problemen ontstaan. Zulke problemen noemen we complicaties. Ook bij een ureter-reïmplantatie gaan de dingen soms anders dan de bedoeling is. Gelukkig gebeurt dit niet zo vaak. Wat kun jij merken van een complicatie?
Complicaties uitklapper, klik om te openen
Wondinfectie
Na de operatie heb je een wond op je onderbuik. Soms kan de wond gaan ontsteken. De wond wordt dan rood, er kan pus uitkomen, het kan pijn doen en je kunt koorts krijgen. Tegen de wondinfectie krijg je medicijnen, antibiotica, zodat deze weer overgaat.
Urineweginfectie
De kans op een urineweginfectie is na de ingreep groter. Om dit te voorkomen, krijg je antibiotica via je infuus en na een dag antibiotica als een drankje of tablet. Voor de ingreep wordt je urine gecontroleerd op een infectie. Na de ingreep wordt elke 4e dag je urine gecontroleerd op een infectie.
Te veel plassen
Sommige kinderen gaan na de ureter-reïmplantatie te veel plassen. De verpleegkundige schrijft daarom precies op wat je drinkt en hoeveel urine er in de opvangzak komt.
Verstopping van de uretersplint of supra-pubiskatheter
In de uretersplint of supra-pubiskatheter kunnen bloedstolsels komen. Daardoor raakt het slangetje verstopt. De verpleegkundige probeert de stolsels op te lossen door met een spuitje met zout water het slangetje door te spuiten.
Pijn of koorts
Je kunt pijn of koorts krijgen. De verpleegkundige zal een paar keer per dag je temperatuur meten (meestal met een oorthermometer) en vragen naar het cijfer wat jij aan je pijn geeft. De verpleegkundige zal je uitleggen hoe dit werkt. Als je koorts hebt zoekt de dokter uit hoe dat komt door een echo van je blaas en nieren te maken en je bloed en urine te onderzoeken.
Mogelijke complicaties van de narcose
Ernstige complicaties door de narcose komen tegenwoordig nog maar heel weinig voor.
- Het is belangrijk dat je thuis goed drinkt.
Wat mag je wel, wat mag je niet als je weer thuis bent uitklapper, klik om te openen
- Je urine kan tot 6 weken na de operatie nog rood gekleurd zijn. Dit is normaal.
- Je krijgt antibiotica (medicijnen tegen infecties) mee naar huis. Dit zijn meestal dezelfde als die je voor de ingreep gebruikte. Moet je 1x per dag de antibiotica innemen, dan doe je dit ’s avonds. De antibiotica blijf je gebruiken tot de eerste controle op de polikliniek. Als je een mega-ureter had die versmald is, moet je minimaal nog 6 maanden de beschermende antibiotica nemen.
- Bescherm verse littekens tegen de zon in verband met snel verbranden. Smeer hiervoor zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor.
- Je mag douchen. In bad mag je zodra alle wondjes helemaal dicht zijn.
- De eerste 4 tot 6 weken is het verstandig om geen sportactiviteiten te doen of te zwemmen.
- Heb je een dubbel J katheter dan mag je niet sporten of zwemmen. Ook mag je geen drukke activiteiten doen zoals wilde spelletjes en trampoline springen. De dubbel J katheter kan het nierweefsel beschadigen. Er ontstaan dan bloedingen.
- Heb je nog een dubbel J katheter, dan is het belangrijk om regelmatig te plassen.
Vervolgafspraak
Drie maanden na de ureter-reïmplantatie kom je voor controle bij de dokter op de polikliniek. De dokter bespreekt met jou en je ouders of de ingreep goed gelukt is en hoe het met je gaat.
Heb je een dubbel J katheter, dan kom je na 4 tot 6 weken naar de dagbehandelingsafdeling. De katheter haalt de dokter er op de operatiekamer weer uit. Daarvoor ga je onder narcose. Meestal mag je dezelfde dag weer naar huis. Soms moet je ter controle een nachtje blijven.
Heb je nog vragen?
Schrijf ze op, dan kun je ze niet vergeten. Je kunt ze stellen als je in het ziekenhuis bent.
Voor vragen over jouw ureter-reïmplantatie kun je bellen naar de polikliniek: 088 75 540 75.
Voor andere vragen of advies kun je contact opnemen met een pedagogisch medewerker via het secretariaat
Pedagogische Zorg:
• Telefonisch: Kantoordagen van 09.00- 16.00 uur, 088 7575424
• Per mail: pedagogischspreekuur@umcutrecht.nl
• Persoonlijk: kantoordagen van 13.30u-14.30u., 4e verdieping, richting sportdakterras, eerste deur links na de klapdeur
Contact uitklapper, klik om te openen
Als u een afspraak wilt maken op de polikliniek urologie hebt u een verwijzing nodig van uw huisarts of specialist.