Jij komt voor een spierbiopsie. Dat is een operatie waarbij we stukjes spierweefsel wegnemen uit je bovenbeen. Een stukje weefsel noemen we een biopt. De stukjes spierweefsel is ongeveer zo groot als 3 staafjes hagelslag. Je spier herstelt zichzelf weer. Je merkt er later niets van dat er stukjes zijn weggehaald.
Met een spierbiopsie kan de dokter kijken naar:
- de bouw van jouw spier
- de werking van jouw spier
Zo onderzoeken we wat de oorzaak is van jouw klachten.
Van de ingreep zelf merk je niks, want je bent onder narcose. Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je voelt dan helemaal niets meer.
De operatie duurt ongeveer 20 minuten.
Je vader, moeder, of een andere volwassene die je graag bij je hebt, mogen de hele dag bij je blijven. Alleen niet tijdens de ingreep. Maar dat merk je niet, omdat je dan onder narcose bent.
Een spierbiopsie gebeurt meestal tijdens een dagopname. Dat betekent dat je één uur voor de operatie naar het ziekenhuis komt en dezelfde dag weer naar huis mag. Je hoeft dus ’s nachts niet te blijven slapen. Meestal kun je enkele uren na de spierbiopsie weer naar huis. Voor de spierbiopsie kom je naar de dagbehandeling.
Je spieren uitklapper, klik om te openen
Spieren zitten overal in je lichaam. Sommige kun je aan de buitenkant zien bijvoorbeeld als je spierballen maakt. Andere zitten binnen in je lichaam bijvoorbeeld in je maag. In het totaal heb je meer dan 600 spieren. Bij alles wat je doet gebruik je meerdere spieren. Je hersenen en je spieren werken 24 uur per dag samen. Er gaan signaaltjes tussen je hersenen en spieren heen en weer om te zorgen dat je lichaam goed werkt.
Er zijn twee soorten spieren:
- willekeurige spieren
- onwillekeurige spieren
Willekeurige spieren
Jouw lijf bestaat uit een heleboel botten en botjes, het skelet. Spieren verbinden al deze botten met elkaar en zorgen voor beweging. Als je geen spieren zou hebben, zou je skelet als een kaartenhuis in elkaar storten. Er zijn spieren waarvan je kunt denken: ‘die wil ik gaan bewegen’ bijvoorbeeld als je een knipoog geeft of een grote sprong maakt. Die noemen we willekeurige spieren.
Soms moet je goed nadenken over welke spieren nodig zijn. Toen jij klein was en leerde fietsen moest je tegelijkertijd trappen, sturen en je evenwicht bewaren, dat was een heel karwei. Nu kun je fietsen zonder er steeds bij na te denken. Maar als jij sneller wilt fietsen, kun je bewust je beenspieren aanspannen om harder te trappen.
Een willekeurige spier bestaat uit spiervezels. Vezels lijken net draadjes. Bij een gebraden kippenpootje of runderlapje kun je dat goed zien. Je kunt het vlees (de spier) uit elkaar trekken tot vezels. Een heleboel spiervezels bij elkaar vormen een spierbundel. Daar zit een dun weefsel omheen om de vezels bij elkaar te houden. Dit heet bindweefsel. Veel spierbundels samen zijn de eigenlijke spier.
Een spier heeft ook weer een omhulsel van bindweefsel. Dat heet de spierschede. Tussen die spierbundels en spiervezels lopen bloedvaatjes en zenuwen. Door de bloedvaatjes krijgt de spier zijn voeding. Via de zenuwen krijgt hij een signaaltje om samen te trekken. Spieren zitten door middel van pezen vast aan je botten. Als je de spiervezels onder de microscoop bekijkt, zie je een dwarsgestreept patroon. Daarom noemen we deze spieren ook wel dwarsgestreepte spieren.
Onwillekeurige spieren
Dat zijn spieren die werken zonder dat jij het merkt. Het gaat eigenlijk automatisch, je kunt niet denken: ‘ik wil nu mijn maag harder laten werken’. Onwillekeurige spieren komen onder andere voor in de wanden van bloedvaten, in je longen, in je maag en darmen. Met een langzame golfachtige beweging zorgen ze voor het transport van bloed, lucht en voedsel. De onwillekeurige spieren zijn ook anders opgebouwd dan de willekeurige. We noemen ze daarom ook wel gladde spieren.
Dan heb je ook nog de hartspier. Die heeft een eigen soort spierweefsel. Doordat je hartspier samenknijpt, pompt hij je bloed door je lichaam. De hartspier lijkt in zijn opbouw meer op de dwarsgestreepte spier dan op de gladde spier. Maar ook de hartspier kun jij niet bewust aanspannen of ontspannen. De hartspier werkt dag en nacht en wordt nooit moe.
De stukjes spier die we bij jou wegnemen uit je bovenbeen zijn uit een willekeurige spier. Deze gaan we ook onder de microscoop bekijken.
Vóór de spierbiopsie uitklapper, klik om te openen
Een tijdje vóór de spierbiopsie, heb je een afspraak op de POSpoli. POSpoli is de afkorting van: Pre Operatief Spreekuur. Dat betekent: het spreekuur vóór een onderzoek, behandeling of operatie onder narcose.
Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je voelt dan niks van de ingreep. We noemen dit wel slapen maar het is geen gewone slaap. Als je onder narcose bent, kun je niet uit jezelf wakker worden. De anesthesioloog is de dokter die jou de slaapmedicijnen geeft. Hij zorgt voor jou als je onder narcose bent en hij zorgt ervoor dat je weer wakker wordt als de ingreep klaar is. We noemen hem ook wel de slaapdokter.
De POSpoli is in het WKZ op de 1e verdieping bij receptie 8.
Op de POSpoli heb je, samen met je ouders een gesprek met de POSverpleegkundige of met de slaapdokter.
Wat gebeurt er op de POSpoli?
- Ze willen van alles weten over je gezondheid. Bijvoorbeeld:
- welke ziektes je hebt gehad
- of je koorts hebt
- of je verkouden bent
- Soms meten ze je gewicht, je lengte, je bloeddruk of je hartslag. Dit doet geen pijn.
- Ze bespreken met jou en je ouders:
- hoe het gaat als je onder narcose gaat
- hoe jij het beste de narcose kunt krijgen: met een prik of met een kapje.
- Wat jou kan helpen als je pijn hebt of bang bent. Als je tegen de narcose op ziet, zeg het dan tegen de POS verpleegkundige of de slaapdokter!
Op de POSpoli krijg je een folder over de narcose. Dan kun je nog eens nalezen wat er is verteld.
Voor ouders
- Gebruikt uw kind bloedverdunningsmiddelen? Dan kan het zijn dat uw kind deze al vóór de ingreep niet meer mag nemen. Overleg dit vóór de opnamedag al met de arts.
- Gebruikt uw kind insuline? Dan raden we u aan om met de arts te overleggen. Misschien is het beter de dosis aan te passen.
- Is uw kind allergisch, bijvoorbeeld voor pleisters of bepaalde medicijnen? Meld dit dan altijd.
- (Kinder)aspirine® is een pijnstiller die het bloed verdunt. Daardoor is er meer kans op nabloedingen. Geef uw kind daarom minstens twee weken voor de ingreep geen (kinder)aspirine®. Als uw kind een pijnstiller nodig heeft, kunt u wel (kinder)paracetamol geven.
- Kort voor de narcose mag uw kind geen vaccinatie krijgen.
We houden de volgende periode aan:
- twee dagen voor de narcose geen DKTP en meningokokkenvaccinatie
- twee weken voor de narcose geen BMRvaccinatie
De dag van de ingreep onder narcose uitklapper, klik om te openen
In de folder “Narcose” lees je hoe het gaat als je onder narcose gaat. Je leest daar ook hoe het gaat op de dag dat de ingreep plaats vindt. Voor alle duidelijkheid vertellen we het hier nog een keer in het kort:
Thuis
- Je mag ’s ochtends niet meer eten en drinken. Dat heet nuchter zijn.
Op de dagbehandeling
- Bij binnenkomst krijg je een naambandje om.
- De verpleegkundige stelt nog wat vragen aan jou en je ouders.
- Als je wilt kun je de voorbereidingsspullen nog een keer bekijken.
- Misschien krijg je een drankje, pilletje of zetpil.
- Als het tijd is, ga je naar het aangewezen bed en krijgt een operatiejasje aan.
- Je rijdt met je bed naar de wachtruimte(holding) bij de operatiekamer. Je ouders gaan met je mee.
In de holding
- Eén van je ouders en de pedagogisch medewerker of verpleegkundige doen operatiekleding over hun eigen kleding. Zo blijft alles schoon in de OK.
- De medewerkers van de operatiekamer (met een blauw pak en een muts) komen jullie ophalen. Ze stellen nog wat vragen aan jou en je ouders.
- Ze nemen jou, één van je ouders en de pedagogisch medewerker of verpleegkundige mee naar de operatiekamer.
In de operatiekamer
- Je gaat op de operatietafel liggen of zitten.
- Je krijgt een plakker met daarin een klein lampje op je vinger of teen geplakt.
- Je krijgt drie monitorstickers op je borst geplakt.
- Je krijgt de narcose met een kapje of een prik.
- Als je slaapt gaat je vader of moeder naar een wachtruimte vlak bij het operatiecentrum.
- De dokter doet de operatie. Om het stukje spierweefsel weg te kunnen nemen, maakt hij een klein sneetje in je bovenbeen.
In de uitslaapkamer
- Je ligt weer in je eigen bed als je wakker wordt.
- Eén van je ouders mag bij je komen zitten.
- Je hebt nog steeds de monitorstickers, het lampje op je vinger.
- Je hebt een infuus in je hand.
- Als je goed wakker bent, rijden we je met bed en al weer naar de afdeling.
Na de ingreep uitklapper, klik om te openen
Terug op de dagbehandeling
- Als je weer op de afdeling bent, mag je rustig in je bed blijven liggen. De verpleegkundige komt regelmatig bij je kijken.
- Misschien voel je je niet zo lekker, ben je misselijk of heb je ergens pijn. Zeg het tegen je vader of moeder of tegen de verpleegkundige als er iets is. Ze kunnen er dan rekening mee houden of je extra medicijnen geven. Hoe het bij jou zal gaan? Dat is moeilijk van tevoren te zeggen.
- Als je goed wakker bent, mag je weer wat drinken.
- De dokter of de verpleegkundig specialist komt vertellen hoe het is gegaan.
- Over het wondje op je bovenbeen zijn dunne strookjes pleister geplakt. Die noemen we steristrips. Om je been zit ook een drukverband. Dat zit strak en moet de eerste nacht blijven zitten.
Voor ouders
Nuchter zijn
- Voor sommige kinderen is het lastig om nuchter te zijn. Veel ouders zijn daarom solidair en eten en drinken zelf ook niets.
- Wij raden u aan om zelf toch wat te eten en te drinken. U kunt dat doen buiten het gezichtveld van uw kind. Of door een goede uitleg over te geven.
- Als u wel wat eet en drinkt, voorkomt u dat u, mede door de spanning, onwel wordt. Het zou jammer zijn als u, door uw solidariteit, niet de optimale zorg kunt bieden op het moment dat uw kind dat nodig heeft.
Naar huis
- Ga niet met uw kind op de fiets.
- Bent u met de auto? Zorg dan dat u met z’n tweeën bent. Uw kind kan misselijk worden en overgeven. Dan is het lastig om zowel op uw kind als op het verkeer te letten.
- U kunt ook een taxi bespreken.
De uitslag
De uitslag krijg je van de dokter die de spierbiopsie heeft aangevraagd. Deze uitslag is ongeveer vier weken na de spierbiopsie bekend. Het duurt zo lang omdat het ingewikkeld is om het stukje weefsel goed te beoordelen. De dokter moet allerlei metingen en berekeningen doen en soms ook nog extra onderzoek.
Komt de aanvraag van het Spieren voor Spieren Kindercentrum? Dan gaat het zo:
- De verpleegkundig specialist belt jou en je ouders als het stukje spier is besproken in de bioptenbespreking. Dit is een bespreking waarbij jou spierbiopt onder de microscoop wordt gelegd en besproken met verschillende dokters.
- Daarna wordt een afspraak gemaakt in het Spieren voor Spieren Kindercentrum. De dokter bespreekt dan met jou en je ouders wat er uit het onderzoek van het spierweefsel gekomen is.
Komt de aanvraag van een andere dokter? Dan spreekt deze dokter met jou af wanneer je de uitslag krijgt.
Bijwerkingen
Mogelijke bijwerkingen van de spierbiopsie
Na de spierbiopsie heb je misschien last van pijn in je bovenbeen en het operatiewondje. De verpleegkundige van de afdeling geeft je hiervoor een pijnstiller. Je krijgt ook advies welke pijnstiller je thuis mag nemen.
Mogelijke bijwerkingen van de narcose
Tijdens een narcose krijg je een buisje in je keel, dat helpt om te ademen. Soms heb je daardoor wat keelpijn of klinkt je stem wat anders als je wakker wordt. Dat gaat na een poosje weer over. Door de slaapmedicijnen kun je wat misselijk zijn of moet je overgeven. Je kunt hiervoor medicijnen krijgen van de verpleegkundige in de uitslaapkamer of op de afdeling.
Soms kan het even duren voordat je je weer helemaal de oude voelt. Dit is normaal.
Complicaties
Mogelijke complicaties van de spierbiopsie
Zelfs wanneer een ingreep helemaal goed is gedaan (“volgens het boekje”), kunnen er problemen ontstaan. Zulke problemen noemen we complicaties. Ook bij een spierbiopsie gaan de dingen soms anders dan de bedoeling is. Gelukkig gebeurt dit niet zo vaak.
Wat kun jij merken van een complicatie?
- De wond gaat weer bloeden.
- Zwelling van de plek rondom de wond. De plek wordt dan dikker.
- Pijn in je been.
- Het gebied rondom de wond voelt ‘verdoofd’. Net alsof je daar helemaal niets voelt.
- Ontsteking van de wond.
Voor ouders
Bij deze en andere problemen kunt u bellen;
- Tijdens kantooruren: kinderdagcentrum: 088 75 544 40
- Buiten kantooruren: afdeling Spoedeisende Hulp 088 75 666 66
U kunt het probleem ook eerst met de dienstdoende huisarts van de dokterscentrale bespreken.
Mogelijke complicaties van de narcose
Ernstige complicaties door de narcose komen tegenwoordig nog maar heel weinig voor.
Wat mag je wel, wat mag je niet als je weer thuis bent
- Je mag gewoon lopen. Als lopen pijn gaat doen, moet je wat rustiger aan doen.
- De eerste dagen mag je niet sporten of bijvoorbeeld met zware dingen sjouwen.
- De wond mag de eerste dagen niet lang in contact met water komen. Je mag kort douchen. Maar niet in bad of zwemmen.
- Na ongeveer een week raken de steristrips (dunne strookjes pleister) los van de huid. Als ze er na tien dagen nog zitten mag je ze zelf weg halen.
- Blijft de wond rood of sluit hij niet mooi? Laat dan de huisarts de wond even bekijken.
- De verpleegkundige op de afdeling vertelt hoeveel en welke medicijnen je mag nemen tegen de pijn.
Contact uitklapper, klik om te openen
Verpleegafdeling Dagbehandeling (Kameleon)
Hebt u vragen? Of wilt u een afspraak maken? U kunt het dagcentrum kameleon telefonisch bereiken.
Maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur