Terug

Operatie bij kanker in de lever

Operatie bij kanker in de lever

Patiëntfolder

De chirurg heeft met u besproken dat er kanker in uw lever is ontdekt. De voorgestelde behandeling bestaat uit een operatie. Om uw ziekte te begrijpen en er mee om te leren gaan, is goede informatie belangrijk. De chirurg en de verpleegkundige bespreken de ziekte en behandelmogelijkheden met u. Deze brochure is bedoeld als ondersteuning hierin. Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan beschreven.

De ervaring leert dat veel mensen het prettig vinden om mee te denken over de behandeling van hun ziekte. Wanneer u twijfelt of bepaalde informatie op u van toepassing is dan kunt u dit altijd aan de arts of verpleegkundige vragen. 

De lever

Uw arts kan in de afbeeldingen uw persoonlijke situatie uitleggen. 

Generieke content afbeelding

Zie de afbeelding hierboven: Locatie van de lever.

Zie de afbeelding hierboven: Lever verdeeld in segmenten.

Redenen voor operatie

Een leveroperatie kan nodig zijn om verschillende redenen:

  • het verwijderen van uitzaaiingen van kanker, die elders in het lichaam is ontstaan, zogenaamde levermetastasen
  • het verwijderen van tumoren die als eerste in de lever zelf of in de galwegen/galblaas zijn ontstaan

Operatietechnieken

Tijdens een leveroperatie kan de tumor/metastasen worden verwijderd door een deel van het leverweefsel weg te nemen. De tumor/metastasen kunnen ook worden verhit door middel van een staafje dat in de tumor/metastasen wordt gebracht, waardoor de tumorcellen afsterven (radiofrequente ablatie ofwel RFA). Verwijdering van leverweefsel en RFA kunnen afzonderlijk of beiden worden toegepast tijdens een leveroperatie.

De lever ligt rechts boven in de buik, vaak geheel onder de rechter ribbenboog. De lever is een zeer sterk doorbloed orgaan, dat bijna al het bloed uit de darmen filtert en gal aanmaakt voor de spijsvertering. Tijdens de operatie moeten de grote bloedvaten naar en vanaf de lever goed kunnen worden gecontroleerd. Daarom wordt de lever benaderd via een snede onder de rechter ribbenboog. Leverweefsel met daarin de tumor kan worden weggenomen met speciale operatietechnieken, waarbij de kleine bloed- en galvaatjes aan de randen van dit weefsel zorgvuldig worden dichtgemaakt. Ook kan een groter deel van de lever worden weggenomen door de bloed- en galvaten van dit leverdeel af te sluiten en door te nemen.

Soms kunnen leveroperaties laparoscopisch (met een kijkoperatie) uitgevoerd worden. Deze operaties voeren we in het UMC Utrecht uit met hulp van de Da Vinci operatierobot, waarbij de chirurg vanaf afstand kleine instrumenten in de buik kan aansturen. Er worden dan een aantal kleine sneetjes gemaakt in de buik, waardoor u sneller zult herstellen van de ingreep. De operatietechniek hangt onder andere af van de precieze plek waar de tumor in de lever zit en de grootte van de tumor. De chirurg zal met u bespreken welke operatietechniek bij u mogelijk is. Als er sprake is van levermetastasen van darmkanker, is het mogelijk dat de darmtumor nog niet verwijderd is als de levermetastasen aan het licht komen. In dat geval zal er een behandelplan gemaakt worden waarin zowel de darmtumor als de levermetastasen worden aangepakt. In sommige gevallen kunnen de darmtumor en de levermetastasen tijdens dezelfde operatie worden verwijderd. Dit geldt echter voor een minderheid van patiënten, gezien het risico op complicaties. Meestal zijn voor de darmtumor en de levermetastasen aparte operaties nodig.

Na de operatie gaat u 1 of meerdere nachten naar een bewaakte afdeling, dit kan de uitslaapkamer, de medium care of de intensive care zijn. U gaat naar de verpleegafdeling als dat voor u veilig is.

Aanvullende onderzoeken/behandeling voor de operatie

CT-scans

Tijdens de CT-scan wordt de lever vier keer achter elkaar gescand: voor en op verschillende tijdstippen na toediening van contrastvloeistof in de bloedbaan. Op deze wijze kunnen uitzaaiingen beter zichtbaar worden gemaakt, waardoor veelal ook kleinere afwijkingen worden gezien. Bovendien wordt op die manier ook de verhouding tussen de uitzaaiing en de grote leverbloedvaten beter zichtbaar.

MRI-scan

Bij een MRI lever worden met behulp van een sterk magneetveld en radiopulsen beelden gemaakt van de lever en galwegen, waardoor afwijkingen en structuren beter zichtbaar worden. 

HIDA-scan

Bij een HIDA-scan worden de galwegen van de lever in beeld gebracht m.b.v. een radioactieve stof. Er wordt gekeken naar de functie van de lever en afvloed van de gal. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn, wanneer meer dan de helft van de lever verwijderd moet worden of omdat uw lever minder goed functioneert door de chemotherapie of door andere leverziekte. Met dit onderzoek kan vooraf een goede inschatting gemaakt worden van de functie van de restlever.

Vena porta embolisatie (dichtmaken van de poortader)

Wanneer de uitslag van HIDA-scan of de CT-scan aangeeft dat het resterende leverweefsel na de operatie mogelijk onvoldoende zal zijn om u veilig te kunnen opereren, maakt men gebruik van het herstellende vermogen van de lever.

Bij een vena porta embolisatie wordt de bloedtoevoer naar het zieke deel afgesloten, waardoor het gezonde deel meer bloed krijgt en aangezet wordt tot groei.

Deze behandeling vindt plaats op de röntgen. het bloedvat wordt via de huid benaderd, u krijgt een korte narcose en u blijft 1 nacht ter observatie. Na 4 weken wordt een nieuwe HIDA-scan gemaakt en wordt opnieuw gekeken of u veilig geopereerd kan worden.

Wat u voor de operatie moet weten

Meestal staat het operatieplan van tevoren vast. Soms blijkt echter tijdens de operatie dat het plan aangepast moet worden. Tijdens vrijwel elke leveroperatie wordt een echo gemaakt van de lever. Omdat deze echo direct op de lever plaatsvindt, is dit een nauwkeurig onderzoek. Daarom kan het zijn dat op basis van deze informatie de operatie op een andere manier wordt uitgevoerd dan tevoren was bedacht. Soms is verwijdering van de tumor dan toch niet mogelijk. Dit is echter in een kleine minderheid van de operaties het geval.

Soms worden bij de operatie (extra) afwijkingen vastgesteld, in of buiten de lever. Ook dit is in een minderheid van de operaties het geval. Het hangt van de ligging en het aantal van de afwijkingen buiten de lever af, of verwijdering van de levertumor(en) nog zinvol is.

Na de operatie wordt aan u in alle gevallen precies verteld wat er gedaan is. Ook wordt uw eerste contactpersoon doorgaans telefonisch ingelicht. Zorgt u er alstublieft voor dat een bereikbaar telefoonnummer van deze contactpersoon aan de afdelingsverpleging wordt doorgegeven.

Voorbereiding op de operatie

Lees hier hoe u zich voorbereidt op de operatie en over de tijd na de operatie

De chirurg

Op de polikliniek heeft u gesproken met één van de chirurgen die leveroperaties verricht. De chirurgen zijn eindverantwoordelijk voor de operatieve behandeling. Vragen over de operatie en het behandelplan kunt u aan hen stellen. In de periode voor en na de operatie is de chirurg uiteraard betrokken bij uw behandeling en regelt hij de na controle.

De internist-oncoloog

De internist-oncoloog is betrokken bij vrijwel alle patiënten met leverkanker of levermetastasen. In het geval van levermetastasen is de internist-oncoloog verantwoordelijk voor eventuele chemotherapie die voor en/of na de operatie gegeven wordt. Als u voor een leveroperatie wordt verwezen uit een ander ziekenhuis, zal in onderling overleg bepaald worden of de internist-oncoloog in het verwijzende ziekenhuis verantwoordelijk is voor deze behandeling.

De verpleegkundig specialist

De verpleegkundig specialist is betrokken bij het behandeltraject. Hij/zij is uw vaste contactpersoon en aanspreekpunt voor uw vragen rondom behandeling en begeleiding.

De afdelingsarts

Tijdens uw opname wordt u begeleid door de afdelingsarts. Deze informeert u dagelijks over het medisch beleid tijdens de artsenronde. De afdelingsarts staat in contact met de behandelende chirurgen die uw hoofdbehandelaar zijn.

De interventie-radioloog

De interventie-radioloog verricht ingrepen aan de lever met behulp van beeldvorming (bijvoorbeeld tijdens een CT-scan). Tot deze ingrepen behoren RFA door de huid heen, het dichtmaken (‘emboliseren’) van de poortader en drainage van de galwegen. Deze technieken zijn noodzakelijk bij een minderheid van de patiënten, meestal voorafgaand aan de operatie. Indien één van deze ingrepen bij u moet worden uitgevoerd, zal uw behandelend arts u daar over voorlichten.

De pre-operatieve screening:

De anesthesioloog: Deze verzorgt de narcose en de pijnbestrijding na de operatie. De anesthesioloog heeft hiervoor alle gegevens nodig over uw eventuele medicijngebruik, medische voorgeschiedenis en conditie. Hij/zij geeft u ook instructies welke medicijnen u wanneer moet staken. Indien nodig volgt er nog aanvullend bloedonderzoek of bijvoorbeeld een hartfilmpje.

Apothekersassistente: Het is van belang dat u bij de pre-operatieve screeningsafspraak een lijstje met uw medicijnen meeneemt. De apothekersassistente neemt deze met u door en zet de medicatie vast in het systeem voor de opname.

Verpleegkundige screening: alle gegevens die van belang zijn om u op de afdeling te kunnen verplegen worden in uw dossier opgenomen. Ook krijgt u voorlichting over de zorg rondom de operatie en schriftelijke informatie over het zogenaamde ERAS protocol het snel herstel programma rond de operatie.

Screeningspolikliniek ouderen

Wanneer u 70 jaar of ouder bent, vinden wij het belangrijk dat u voorafgaand aan de operatie naar de screeningspoli voor ouderen gaat. De geriatrische screening vindt plaats om een goede inschatting te kunnen maken op het risico van een kortdurende verwardheid (delier) na de operatie door de lange narcose en grootte van de operatie. 

De operatie

Over het algemeen wordt u op de dag van de operatie ’s ochtends opgenomen.

In de brief die u thuis ontvangt staat hoe laat en waar u zich moet melden. Van de anesthesist heeft u in het pre-operatieve gesprek gehoord of uw eventuele medicatie door moet gebruiken of hiermee moet stoppen. Tevens heeft u met hem/haar besproken vanaf welke tijd u niet meer mag eten, drinken en roken.

Een deel van de patiënten dat aan de lever geopereerd wordt, heeft op de polikliniek uitleg en informatie gekregen m.b.t. het ERAS protocol.

Zij bereiden zich voor op de operatie volgens het ERAS protocol.

In enkele gevallen kan de operatie op de geplande dag niet doorgaan, omdat 

bijvoorbeeld een andere operatie teveel uitloopt of er teveel ernstig zieke patiënten op de Intensive Care liggen en daar geen plaats is. Ons ziekenhuis probeert dit uiteraard te allen tijde te voorkomen en gelukkig komt dit soort noodsituaties zelden voor. Indien dit toch voor u geldt, zal de chirurg u de reden van de afzegging uitleggen en zorgen dat u op korte termijn een nieuwe plek krijgt.

Wanneer u op de ochtend van de operatie opgenomen wordt doucht u zich thuis. Op de afdeling worden de laatste dingen met u doorgesproken.U krijgt een operatiehemd aan en er worden lange TED-en pneumatische kousen aangemeten ter voorkoming van trombose.

Sieraden, make-up, nagellak en protheses (bijv. bril, lenzen, kunstgebit) moet u af of uit doen. U krijgt de afgesproken premedicatie. De verpleegkundige brengt u naar de voorbereidingsruimte van de operatiekamers (holding)

Bij grote leveroperaties wordt er voor de operatie een dun slangetje (epidurale katheter) in de rug gebracht, waardoor u tijdens en na de operatie pijnstillende middelen krijgt. De anesthesioloog plaatst deze epidurale katheter en heeft de regie over de pijnbestrijding rondom uw operatie. Het narcosemiddel (slaapmiddel) wordt toegediend via een infuus (klein slangetje in het bloedvat, meestal van de arm).

Voordat u onder narcose gaat, voert de chirurg samen met het operatieteam een laatste check uit (time-out procedure) waarbij u nog enkele vragen dient te beantwoorden over uw identiteit, allergieën en de ingreep. Dit is een standaard procedure.

Na de operatie 

Een deel van de patiënten verblijft de eerste dag na de operatie op de Intensive- of Medium Care. Het is ook mogelijk dat u na enkele uren op de uitslaapkamer weer naar de verpleegafdeling wordt overgeplaatst.

Katheters, lijnen, drains

Na de operatie heeft u meestal een aantal slangen en drains. Een infuus (vaak in de arm) wordt gebruikt voor vocht- en medicijntoediening. Ook kunt u een centrale lijn (groot infuus in de hals) en een arterielijn (infuus in de polsslag- ader) hebben. U heeft een blaaskatheter die urine afvoert uit de blaas. De blaaskatheter wordt doorgaans ná de epidurale katheter verwijderd, enkele dagen na de operatie. Een buikdrain wordt soms tijdens de operatie ingebracht om vocht uit het operatiegebied af te voeren. Verwijderen van deze drain gebeurt door de verpleegkundige in overleg met de chirurg en is meestal niet pijnlijk. 

Voor de pijnbestrijding wordt gekozen voor epiduraal katheter of voor pijnstilling via het infuus. Een epidurale katheter in de rug is voor de pijnbestrijding na 

de operatie en blijft tenminste twee dagen zitten. De katheter wordt verwijderd indien u met pijnstilling in tabletvorm voldoende uitkomt. Dat geldt ook voor pijnstilling via het infuus, zodra het kan, gaat u over op pijnstilling in tabletvorm. De anesthesist heeft dit voor de operatie met u besproken.

Direct na de operatie heeft u een zuurstofslangetje in de neus. Dit wordt verwijderd zodra uw herstel dat toelaat.

Mobiliseren en fysieke activiteit

Vanaf de eerste dag na de operatie gaat u uit bed. Dit is erg belangrijk voor uw herstel. U zult merken dat activiteiten die voor de operatie vanzelfsprekend waren, u nu veel inspanning kosten. U zult uw energie moeten verdelen over de dag. Vanaf de eerste dag na de operatie mag u in een stoel gaan zitten maar u mag ook lopen. De verpleegkundige zal u helpen bij het mobiliseren. Uw familie mag u daar uiteraard ook bij helpen. Wanneer u teveel pijn heeft om uit bed te komen, moet u meer pijnstilling krijgen om dit toch mogelijk te maken.

  • De eerste dag na de operatie komt u minstens drie keer op de bedrand zitten en zo mogelijk in een stoel.
  • De tweede dag krijgt u hulp bij het wassen op de bedrand of verzorging voor de wastafel. U komt deze dag tenminste driemaal 1 uur uit bed.
  • De derde dag kunt u eventueel met hulp douchen. U zit deze dag tenminste drie keer 1-2 uur op in de stoel en loopt twee keer op de gang.
  • Vanaf de vierde dag na de operatie verzorgt u zich zoveel mogelijk zelfstandig en komt u zoveel mogelijk uit bed.

Dit plan is een gemiddeld plan en kan leiden tot ontslag binnen één week. Afhankelijk van uw persoonlijke situatie kan het plan sneller of langzamer verlopen. De verpleegkundige zal dagelijks het plan op basis van uw situatie met u afspreken.

Eten en drinken

Na de operatie mag u starten met drinken. De volgende dag mag u vloeibaar en brood/beschuit gaan proberen. Vanaf de 2e dag na de operatie mag u in principe weer alles eten. Ook wordt geadviseerd 2 x per dag eiwitrijke drinkvoeding te gebruiken.

Ademhalingsfysiotherapie

De lever ligt direct onder het middenrif aan de rechterkant (onder de rechter ribbenboog). Door de wond en pijn aan de ribben hebben veel patiënten na een leveroperatie de neiging oppervlakkiger te ademen. Ook kan er wat vocht rond de long ophopen. Dit geeft risico op een longontsteking. Om dit risico te verkleinen, krijgt u oefeningen om goed door te ademen en het ophoesten van slijm uit de luchtwegen te vergemakkelijken. Een optimale longfunctie bereikt u door: uit bed te gaan en te bewegen, goede pijnstilling, ademhalingsoefeningen, ophoesten van slijm, halfzittende houding in bed. Indien u rookt, adviseren wij u uiteraard met klem om (zo lang mogelijk voor de operatie) te stoppen met roken. Wanneer u merkt dat u teveel pijn heeft om diep in te ademen, is het van belang dat u dit aangeeft bij de verpleegkundige. U krijgt dan extra pijnstilling complicaties te voorkomen.

Pijn en misselijkheid

Bij een leveroperatie wordt de rechter ribbenboog wat ‘opgetild’ met een soort spreider. Hierdoor hebben veel patiënten na een leveroperatie de eerste weken enige last rondom het litteken. Soms houdt dit langer aan. Als u in de eerste dagen na de operatie pijn ervaart, is het belangrijk dat u dit goed aangeeft. De verpleegkundige zal u driemaal per dag vragen om uw pijn te beschrijven d.m.v. een pijnscore van 0-10 (0 geen pijn-10 meest denkbare pijn). Zo nodig kan de pijnmedicatie worden aangepast. Na de operatie mag u gewoon eten en drinken. Het is verstandig de eerste dagen voorzichtig te zijn met eten, omdat u misselijk kunt zijn. Eventueel krijgt u medicijnen om de misselijkheid te verminderen en/of de stoelgang te bevorderen. Misselijkheid wordt vanzelf minder wanneer het maagdarmstelsel weer goed op gang komt.

Voorkomen van trombose

Trombose (stolsel in de bloedvaten) is een complicatie die soms optreedt bij operaties en bedrust. U krijgt dagelijks een injectie met fragmin om het risico op trombose te verkleinen. Mobilisatie (uit bed en bewegen) draagt ook bij aan het voorkomen van trombose.

Wond

De verpleegkundige en de afdelingsarts inspecteren dagelijks de wond. In principe mag u de eerste dag na de operatie al douchen. Indien de wond met nietjes is gesloten, kunnen deze twee weken na de operatie door uw huisarts worden verwijderd.

Complicaties

Een operatieve ingreep gaat altijd gepaard met het risico op complicaties. Leveroperaties behoren tot de zwaardere ingrepen, waarbij ook met specifieke complicaties rekening moet worden gehouden. 

Algemene complicaties:

  • Bloeding of nabloeding: De lever is een sterk doorbloed orgaan. U verblijft vanwege het risico op een nabloeding wat langer op een bewaakte afdeling (IC of MC) . 
  • Infecties, zoals long- of wondontsteking of een urineweginfectie: soms is het nodig deze met antibiotica te behandelen. 
  • Trombose: een bloedstolsel in de aders van de benen of longen. Dit wordt met medicatie behandeld.

Specifieke mogelijke complicaties na een leveroperatie zijn:

  • Lekkage van galvocht via de wonddrain. Het is soms nodig om een extra drain te plaatsen, dit gebeurt dan door de radioloog. De drains kunnen pas verwijderd worden als deze niet meer lopen. Dit betekent in sommige gevallen dat u met een drain naar huis gaat. De drain zal dan poliklinisch verwijderd worden. 
  • Ontsteking in het wondbed van de lever.. Soms moet het litteken iets opengemaakt worden om het wondgebied goed schoon te kunnen spoelen. 
  • Verminderde leverfunctie: Afhankelijk van de grootte van de operatie, zal de lever de eerste periode na de operatie minder goed functioneren. Een verschijnsel daarvan is het vasthouden van vocht in bijvoorbeeld de benen. De leverfuncties worden regelmatig gecontroleerd d.m.v. bloedonderzoek. U wordt nauwkeurig geobserveerd om tekenen van een verminderde leverfunctie vroegtijdig op te sporen en adequaat te behandelen. Zo nodig wordt aanvullend onderzoek gedaan. Voor de operatie wordt door middel van verschillende onderzoeken gekeken wat de waarschijnlijke functie van het overgebleven deel van de lever gaat zijn. Dit om het risico op ernstige leverfunctiestoornissen en daardoor mogelijk leverfalen zo klein mogelijk te maken Normaliter pakt de restlever de functie binnen een week weer goed op. De restlever groeit daarnaast in ongeveer 2 maanden weer uit tot ongeveer de grootte van voor de operatie.Informeert u gerust bij uw arts wanneer u vragen heeft over mogelijke complicaties.

Ontslag

Het moment van ontslag hangt af van uw herstel. Als alles goed gaat, kunt u over het algemeen binnen één week het ziekenhuis verlaten. Doorgaans bent u eerder hersteld van een laparoscopische operatie dan wanneer u een grote operatiewond heeft.

Wanneer speciale thuishulp (gezinszorg of wijkverpleging) nodig is, kan dit vanuit het ziekenhuis worden geregeld. Dit kan aangevraagd worden in samenspraak met de verpleegkundige. Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor poliklinische controle bij de chirurg. Uw huisarts zal een brief krijgen met informatie over de operatie en het beloop in het ziekenhuis. Zo is de huisarts op de hoogte van uw situatie en kunt u ook hem/haar om hulp vragen als zich bij u thuis onverhoopt problemen na de operatie voordoen.

De periode na ontslag

Uitslag weefselonderzoek

Na zeven tot tien werkdagen krijgt u de uitslag van het onderzoek van het weggenomen weefsel (P.A. uitslag). Hierop kan onder andere worden bepaald of alle tumor goed is verwijderd en of er eventueel nog een nabehandeling moet volgen. Indien u dan al uit het ziekenhuis bent ontslagen, krijgt u deze uitslag op de polikliniek.

Gevolgen van de operatie

Wanneer u weer helemaal hersteld zal zijn, is moeilijk aan te geven. Bij grotere operaties is een periode van drie tot vier maanden voor volledige opbouw van uw conditie gebruikelijk. De eerste zes weken na de operatie moet u hevige inspanning en zwaar tillen vermijden. Daarna zijn er in principe geen beperkingen, ook niet voor wat betreft sport. De regel is dan dat u mag doen waar u zich fit genoeg voor voelt en waar u geen klachten bij krijgt.U kunt langere tijd last houden van pijn rondom het litteken en pijn aan de onderste ribben (zowel op de borstzijde als op de rugzijde). Dit kan met pijnstillers worden bestreden. Een advies en eventueel een recept hiervoor is persoonsgebonden en krijgt u mee van de afdelingsarts. Uw afdelingsarts of chirurg zal u melden als u bepaalde pijnstillers niet mag gebruiken in verband met de leveroperatie. Neemt u contact op met de huisarts indien pijnklachten toenemen ondanks het gebruik van pijnstillers. Toenemende pijn kan (maar hoeft niet) een uiting (te) zijn van een complicatie.

Inspecteert u de wond dagelijks op infectieverschijnselen (vurige roodheid, toenemende pijn, verdikking, vochtverlies) en neem zo nodig contact op met de huisarts. Tenzij anders aangegeven mag u thuis gewoon douchen. Met baden, zwemmen of sauna dient u te wachten tot de wond volledig dicht is en eventuele nietjes zijn verwijderd. Bij veel patiënten treedt een doof gevoel op van het huidgebied onder de wond. Dit komt door het doornemen van kleine huidzenuwtjes en herstelt zich vaak, maar niet altijd, na enkele maanden.

Het komt voor dat patiënten weken tot maanden last houden van vermoeidheid. Ook verminderde eetlust, verminderd uithoudingsvermogen en gevoelens van angst, onzekerheid en somberheid kunnen hier bij horen.

Neem zo nodig contact op met uw huisarts of verpleegkundig specialist.Binnen het UMC Utrecht bestaat er een poli met een spreekuur voor ondersteunende zorg. Op deze afdeling werken hulpverleners die zijn gespecialiseerd in ondersteuning en begeleiding van patiënten met kanker en hun naasten.U kunt contact opnemen voor informatie en vragen: Telefoonnummer: 088 75 73583

Hoe snel u uw werk weer kunt hervatten is afhankelijk van uw werkzaamheden en van uw persoonlijke situatie. Het is zinvol om met uw arts en met uw bedrijfsarts te overleggen wanneer u uw werk weer kunt hervatten.

Het merendeel van de patiënten herstelt echter relatief vlot en volledig, en kan na het doorstaan hebben van de soms moeilijke tijd rondom de operatie weer nieuwe kracht en motivatie hebben.

Nieuwe onderzoeks- en behandelmethoden

In het UMC Utrecht worden diverse nieuwe onderzoeksmethoden en behandelingen voor levertumoren onderzocht, vaak samen met andere grote centra. Wij hopen hiermee effectieve behandelingen te kunnen vinden. Indien u in aanmerking komt voor een onderzoek of behandeling in het kader van een studie in het UMC Utrecht, zal uw behandelend arts dat met u bespreken. U bent nooit verplicht om deel te nemen aan dergelijk onderzoek.

Contact met het ziekenhuis

Wanneer zich thuis na de behandeling problemen voordoen, neemt u dan contact op met uw huisarts.

Als de huisarts overleg wil plegen met de dienstdoende chirurgisch assistent dan kan dat via telefoonnummer 088 75 555 55

Met vragen over behandeling en begeleiding kunt u contact opnemen met de verpleegkundig specialist en bij diens afwezigheid de verpleegkundigen van de polikliniek Heelkunde via telefoonnummer 088 75 569 01.

Contact uitklapper, klik om te openen

Hebt u vragen? Neem dan contact met ons op. Voor een afspraak hebt u een verwijzing nodig van de huisarts of specialist.

Polikliniek Heelkunde

088 75 550 21

De polikliniek is op werkdagen bereikbaar van 08.30 tot 16.45 uur