Terug

HIPEC Eierstokkanker stadium III

HIPEC Eierstokkanker stadium III

Patiëntfolder

Binnenkort wordt u opgenomen in het UMC Utrecht, omdat u in aanmerking komt voor een cytoreductie en HIPEC-behandeling. De HIPEC-behandeling is een combinatiebehandeling van chirurgie (cytoreductie) en een spoeling met chemotherapie (cytostatica). HIPEC staat voor Hypertherme Intraperitoneale Chemotherapie. 

Het is een grote operatie waarbij, afhankelijk van uw persoonlijke situatie, de volgende organen en weefsels kunnen worden verwijderd; eierstokken en baarmoeder, het vetschort (het omentum), delen van de darm, milt en buikvlies. In sommige gevallen is het nodig een stoma aan te leggen. Dit is een kunstmatige uitgang voor de ontlasting. In aansluiting op de operatie zal de buik gespoeld worden met chemotherapie (Cisplatinum) onder verwarmde omstandigheden. Een recente studie die in Nederland heeft plaats gevonden, heeft aangetoond dat het toevoegen van de HIPEC tijdens de intervaldebulking tot een significant langere ziekte vrije- en totale overleving leidt. In vergelijking met de operatie zonder HIPEC zijn hierbij niet meer complicaties opgetreden en is er geen slechtere kwaliteit van leven geobserveerd. In deze folder vindt u verdere informatie over deze gecombineerde behandeling.

Tijdens uw polibezoek heeft u waarschijnlijk al kennis gemaakt met uw vaste contact persoon, zij is gedurende uw behandeling uw aanspreekpunt. U kunt haar benaderen bij vragen en onduidelijkheden. In het Patient Informatie Dossier (PID) zit een blauwe flyer met contact gegevens.

Het is goed u te realiseren dat uw persoonlijke situatie anders kan zijn dan beschreven. Het team van artsen, verpleegkundig specialisten, oncologie verpleegkundigen, fysiotherapeuten, diëtisten, stomaverpleegkundigen en andere disciplines dat u begeleidt, geeft u specifieke informatie over uw situatie. Wij raden u aan altijd iemand mee te nemen naar de gesprekken met een zorgverlener.Informatie over eierstokkanker

De eierstokken (ovaria) zijn kleine orgaantjes van ongeveer 2-4 centimeter. Via de eileider (tuba) zijn ze rechts en links verbonden met de baarmoeder. De eierstokken, eileiders en baarmoeder noemen we ook wel de inwendige geslachtsorganen. Deze inwendige geslachtsorganen liggen samen met de blaas, de endeldarm en een deel van de dikke darm in het kleine bekken. De eierstokken spelen een rol bij de productie van eicellen en de geslachtshormonen zoals oestrogeen en progesteron. Eierstokkanker kan ontstaan in de eileider, eierstok of in het buikvlies. Eierstokkanker wordt ook wel ovariumcarcinoom genoemd.

Voor meer algemene informatie over eierstokkanker verwijzen wij u naar het PID. 

Voorbereiding uitklapper, klik om te openen

Tijdens het Multi Disciplinair Overleg (MDO) wordt uw situatie besproken en wordt beoordeeld of u in aanmerking komt voor een cytoreductie met of zonder een HIPEC-behandeling. Bij dit overleg is de gynaecologisch oncoloog, patholoog, radioloog, medisch oncoloog en radiotherapeut aanwezig. Tijdens uw poli-afspraak bespreekt de gynaecologisch oncoloog de uitkomst van het MDO met u.

Screenings gesprekken

Als u van de gynaecologisch oncoloog te horen hebt gekregen, dat u in aanmerking komt voor een cytoreductie en HIPEC-behandeling, krijgt u verschillende afspraken ter voorbereiding op de operatie. 

De volgende onderzoeken en consulten vinden dan plaats:

  • Verpleegkundige opnamescreening; alle gegevens die nodig zijn om u te verzorgen worden in kaart gebracht. We kijken ook of u na de operatie thuis genoeg opvang heeft en wat u zelf hierin kunt regelen.
  • Het bespreken van optimaliseren van de conditie.
  • Screening op ondervoeding, om uw voedingstoestand in kaart te brengen. Eventueel een consult met de diëtist als hier aanleiding voor is.
  • Doorspreken van uw specifieke situatie en de daar bijhorende informatie/ voorlichting.
  • Pre operatieve screening (POS) bij anesthesist.
  • Consult apothekersassistente, neem hiervoor een actueel medicatieoverzicht mee.
  • Zo nodig consult met stomaverpleegkundige als voorbereiding op een eventueel stoma (dit wordt vaak gedaan op de dag van opname).
  • Eventueel een consult bij andere specialisten o.a. geriater bij >70 jaar.
  • Eventueel aanvullend bloedonderzoek of ander onderzoek.
  • Bespreken van deelname aan (wetenschappelijke) studies.

Specifieke maatregelen

Omdat u Cisplatinum toegediend krijgt tijdens de operatie adviseren wij u om vanaf 24 uur voor de operatiedag tot 24 uur erna geen vette vis zoals haring, bokking, makreel, zalm, sardientjes, ansjovis te gebruiken. 

Ook raden wij het gebruik van visoliesupplementen of producten die verrijkt zijn met omega-3-vetzuren af. Deze producten zorgen voor een hoog gehalte aan bepaalde vetzuren in uw bloed en kunnen er mogelijk voor zorgen dat de chemotherapie minder werkzaam is. Het volledige voedingsadvies kan u lezen op de website van Voeding en Kanker info waarbij u de zoekterm vette vis gebruikt (www.voedingenkankerinfo.nl).

De opname uitklapper, klik om te openen

Op de verpleegafdeling

U wordt één dag voor de operatie rond 15.00 uur opgenomen in het UMC Utrecht. U gaat eerst langs het laboratorium om bloed te laten prikken. Daarna meldt u zich bij de balie op de verpleegafdeling C5 west. Daar wordt u ontvangen door een verpleegkundige die u naar de kamer brengt.

  • De verpleegkundige vertelt u over de afdeling en neemt met u de verpleegkundige anamnese door. De verpleegkundige controleert uw medicijngebruik en doet de opnamecontroles van hartslag, bloeddruk, temperatuur en gewicht. Tijdens uw verblijf op de afdeling coördineert de verpleegkundige de verpleegkundige zorg en biedt u ondersteuning en begeleiding.
  • Zo nodig tekent de stomaverpleegkundige de plaats af waar de eventuele stoma komt en beantwoordt zij uw laatste vragen betreffende de stoma.

Ter voorbereiding op de operatie:

  • De avond voor de operatie mag u vanaf 24 uur niet meer eten, u mag nog wel heldere dranken (thee, koffie zonder melk, water, appelsap en aanmaaklimonade) nuttigen.
  • Wordt er bloed bij u afgenomen ter controle van onder andere uw bloedbeeld en bloedgroep.
  • Indien er een grote kans is op het verwijderen van een stuk dikke darm, dan krijgt u bij opname nog uitleg over een specifieke voorbereiding die hierbij van toepassing is. 

De ochtend van de operatiedag:

  • Krijgt u elastische kousen aan. Deze houdt u tijdens de gehele opname aan.
  • Krijgt u twee tabletten paracetamol, zodat er een spiegel opgebouwd kan worden van pijnstilling.
  • Heeft de anesthesist met u besproken welke medicatie u mag innemen en welke u moet stoppen voor de operatie.
  • Krijgt u 2 glazen aanmaaklimonade te drinken, zodat uw bloedsuikerspiegel op peil blijft.

Na de operatie wordt gestart met dagelijkse injectie ter voorkoming van trombose (Dalteparine). Deze injecties worden gecontinueerd tot aan ontslag.

In de voorbereidingsruimte

De verpleegkundige brengt u naar de holding (voorbereidingsruimte van de operatiekamer), waar u door een medewerker wordt opgevangen. Uw naasten kunnen afscheid nemen op de afdeling. Op de holding krijgt u een infuus waardoor de narcose kan worden toegediend. Ook krijgt u meestal een dun slangetje (epiduraalkatheter), dat in uw rug wordt aangebracht via een ruggenprik. De medicatie die over dit slangetje wordt gegeven is verdovend en pijnstillend en blijft tot enkele dagen na de operatie zitten.

In de operatiekamer

U wordt door de anesthesiemedewerkers naar de operatiekamer gebracht. Hier ziet u de gynaecologisch oncoloog en het hele operatieteam nog een keer voordat u onder narcose gaat en de operatie begint. Als u onder narcose bent maakt de gynaecologisch oncoloog een snede (incisie) in uw buik van het borstbeen tot het schaambeen. Zo kan hij/zij de hele buikholte goed overzien.

Het doel van de operatie is om alle zichtbare ziekte te verwijderen. Om de buik goed te kunnen beoordelen worden eventuele verklevingen in de buik losgemaakt. Daarna wordt de buik in zijn geheel beoordeeld en wordt al het herkenbare kankerweefsel in de buikholte en het buikvlies operatief verwijderd. Heel soms kan het zo zijn dat er teveel organen aangedaan zijn waardoor het niet goed mogelijk is om de operatie zinvol uit te voeren. In dat geval wordt de buik weer gesloten en zal er na de operatie met u besproken worden op welke wijze de behandeling het best voortgezet kan worden. Afhankelijk van de plaats en de hoeveelheid kankerweefsel kan het soms nodig zijn een stuk darm en/of andere organen of buikvlies van de buik of van het middenrif te verwijderen.

Wanneer er een stuk darm verwijderd moet worden zijn er een aantal mogelijkheden. De darm kan weer aan elkaar gemaakt worden met behulp van een darmnaad. Wanneer dat niet mogelijk is kan het zijn dat er een stoma aangelegd moet worden. Tijdens de operatie beoordeelt de gynaecologisch oncoloog of dit een tijdelijk of blijvend stoma zal zijn.

De chemotherapie wordt lokaal in de buik gegeven en geeft daardoor minder bijwerkingen dan u gewend bent bij de chemotherapie via het bloed. Hierdoor kan er een hogere concentratie chemotherapie gegeven worden. Daarnaast wordt de chemotherapie verwarmd tot een temperatuur hoger dan 41 graden Celsius. Die temperatuurverhoging zorgt er voor dat de kankercellen extra gevoelig zijn voor de chemotherapie en dat de chemotherapie dieper in het weefsel kan doordringen.

Ter voorbereiding op de chemotherapiespoeling worden er drains (slangen) in de buik gebracht. Deze drains worden aangesloten op een pompsysteem, waarmee verwarmde chemotherapie door de buikholte wordt gepompt. De buikholte en het buikvlies met daarop mogelijke restkankercellen worden op deze manier intensief blootgesteld aan de chemotherapie. Het spoelen duurt ongeveer 90 minuten. Hierna blijft minimaal één drain in de buikholte achter om wondvocht af te laten lopen.

De gehele operatie duurt 5 tot 7 uur, soms langer. Als de operatie klaar is, belt de gynaecologisch oncoloog met uw eerste contactpersoon om verslag uit te brengen. Uw naasten kunnen dan nog niet direct langskomen, omdat u nog moet bijkomen uit de narcose. Nadat de gynaecologisch oncoloog uw contactpersoon gebeld heeft, ligt u een tijd op de uitslaapkamer. Hier blijft u doorgaans 1 nacht.

Het personeel van de uitslaapkamer geeft aan wanneer bezoek mag komen.

situatie voor de ingreep

situatie na de ingreep

Na de operatie uitklapper, klik om te openen

Na de operatie blijft u minimaal een nacht op de Recovery (uitslaapkamer) of eventueel de medium care waar de anesthesioloog/intensivist verantwoordelijk is voor de medische behandeling en controles. De anesthesist beoordeelt samen met de gynaecologisch oncoloog wanneer u teruggaat naar de verpleegafdeling.

Op de verpleegafdeling komt de afdelingsarts (zaalarts) elke dag bij u langs om samen met u en met de verpleegkundige de voortgang van uw herstel te bespreken. Tijdens deze visite worden nieuwe afspraken gemaakt. De afdelingsarts bespreekt met de gynaecologisch oncoloog het verloop van uw herstel. Uw behandelend arts en de verpleegkundige komen regelmatig bij u langs.

De verpleegkundige ondersteunt u direct na de operatie bij de algehele lichamelijke verzorging. Zij/hij zal u stimuleren om toenemend zelfstandig activiteiten te ondernemen. 

Katheters, lijnen en drains

Als u van de operatiekamer af komt, heeft u een aantal slangen in uw lichaam:

  • Een infuus voor vocht- en medicatietoediening. Deze kunnen zich in een ader in uw arm, onder het sleutelbeen en/of in de hals bevinden. Zodra u in staat bent voldoende te drinken en geen medicatie via het infuus meer nodig heeft, wordt het infuus verwijderd.
  • Een slangetje in de neus voor de toediening van extra zuurstof.
  • Een dun slangetje in de rug (epiduraalkatheter) waardoor u pijnmedicatie toegediend krijgt. De medicatie die u via de epiduraal katheter krijgt, wordt gestopt op geleide van de pijnklachten en het herstel.
  • Een slang om de urine af te voeren (blaaskatheter).
  • De blaaskatheter wordt verwijderd 4 uur nadat de epiduraalkatheter verwijderd is. Als u aan de blaas geopereerd wordt, blijft de blaaskatheter soms langer zitten. 
  • Minimaal 1 drain om wondvocht uit de buik af te laten lopen. Deze wordt verwijderd wanneer de productie minder dan 100ml is.
  • Een slang welke via de neus naar de maag loopt (maaghevel) om de maag rust te gunnen en de maagsappen af te laten lopen. Deze maaghevel wordt zo snel mogelijk weer verwijderd.
  • Eventueel een stoma met opvangmateriaal.
  • Tot 7 dagen na de operatie zijn uw uitscheidingsproducten besmet door de chemo welke u tijdens de operatie gehad heeft. Dit houdt in dat de verpleegkundigen en artsen beschermende kleding dragen.

Weefselonderzoek

Het weefsel dat tijdens de operatie is weggenomen, wordt in het pathologisch- anatomisch laboratorium onderzocht. De uitslag van het weefselonderzoek duurt meestal zeven werkdagen. Deze uitslag zal besproken worden door het behandelteam in het MDO. De uitslag van het weefselonderzoek krijgt u van de gynaecologisch oncoloog te horen. 

Mogelijke complicaties en risico’s

Geen enkele operatie is zonder risico. Zo is ook bij een cytoreductie en HIPEC-operatie de kans op complicaties aanwezig, zoals een longontsteking, nabloeding, wondinfectie of trombose. Ook kan er een zogenoemde naadlekkage optreden. Hierbij lekken darmsappen naar de buikholte op de plaats waar de darmen aan elkaar gezet zijn. De kans hierop is 1-2%. Door de chemospoeling genezen de naden minder snel wat een hoger risico geeft op naadlekkages. Om dit te herstellen is soms een tweede operatie noodzakelijk. Deze complicaties komen weinig voor en zijn meestal goed te behandelen.

Gevolgen en bijwerkingen

De cytoreductie en HIPEC-behandeling is een uitgebreide operatie. In ieder geval worden de eierstokken, de baarmoeder, het vetschort (omentum) verwijderd. Afhankelijk van de individuele situatie, kunnen delen van de dunne- of dikke darm en/of het buikvlies (peritoneum) verwijderd worden. De gevolgen en bijwerkingen die kunnen ontstaan na de operatie zijn op te delen in vroege en late klachten.

Vroege gevolgen/bijwerkingen van de behandeling:

  • Ademhaling

 Om de functie van de longen zo optimaal mogelijk te houden, is de zorg voor de ademhaling van groot belang. Een optimale longfunctie bereikt u onder andere door:

  1. Regelmatig uit bed te gaan en te bewegen
  2. Goede pijnbestrijding
  3. Ademhalingsoefeningen
  4. Het ophoesten van slijm
  5. Halfzittende houding in bed
  6. Niet te roken
  7. Regelmatig oefenen met een TRIFLOW
  • Misselijkheid of braken

Misselijkheid na de ingreep komt regelmatig voor. Misselijkheid kan veroorzaakt worden door de narcose, de operatie of de chemotherapie. U krijgt medicatie tegen de misselijkheid. Mocht u ondanks dat toch nog misselijk zijn, is het belangrijk dat u dit aangeeft. De verpleegkundige kan u medicijnen geven om de misselijkheid tegen te gaan.

  • Voeding

Na de ingreep mag u weer starten met eten en drinken. Dit gebeurt volgens het ERAS protocol. Een folder hiervan krijgt u tijdens het screeningsgesprek met de afdelingsverpleegkundige

  • Bijwerkingen chemotherapie

De kans is klein dat u bijwerkingen heeft van de chemotherapie. Bij sommige patiënten komt er echter zoveel chemotherapie in het bloed dat deze tijdelijk het beenmerg aantast. Met name het aantal witte bloedlichaampjes in het bloed kan daardoor verminderen. Hierdoor ontstaat een verhoogde vatbaarheid voor infecties. Deze bijwerking is meestal niet ernstig en herstelt zich na enige tijd vanzelf

  • Effect op nieren

Bij het spoelen van de buik met Cisplatinum kan er ook Cisplatinum in de bloedvaten terecht komen. Dit kan tot gevolg hebben dat de nieren beschadigd kunnen worden. Om dit te voorkomen wordt er tijdens de spoeling op de operatiekamer en tot 6 uur na de spoeling een medicatie gegeven via het infuus.

  • Pijn

Goede pijnbestrijding is belangrijk om goed door te kunnen ademen, te hoesten, te bewegen en om in en uit bed te komen. Als u pijn heeft, is het belangrijk dat u dit aangeeft. De verpleegkundige zal u twee tot drie maal per dag vragen om uw pijn te omschrijven met een cijfer van 0 tot 10; 0 is geen pijn, 10 is de meest denkbare pijn ooit. Naast pijnbestrijding via de epiduraal katheter krijgt u tabletten of zetpillen tegen de pijn. 

  • Stoelgang

Na de ingreep functioneren de darmen tijdelijk minder goed. Hierdoor kunt u misselijk zijn en kan de stoelgang vertraagd zijn. Het kan een aantal dagen tot weken duren voor de darmen weer op gang komen en u weer ontlasting heeft. Dit kan gepaard gaan met krampen. Soms is de ontlasting in het begin erg hard of juist heel dun; dit is normaal en heeft meestal niet met uw voeding te maken. Als het nodig is, schrijft de afdelingsarts medicijnen voor om de stoelgang te reguleren.

  • Plassen

Na het verwijderen van de blaaskatheter werkt de blaas soms tijdelijk minder goed. U kunt dan niet goed uitplassen. Soms is het dan noodzakelijk om weer een nieuwe blaaskatheter in te brengen. Met uw specialist wordt afgesproken hoe lang de blaaskatheter dan nog blijft zitten. Daarnaast heeft u een hogere kans op een urineweg infectie door onder andere een blaaskatheter. Wees alert op klachten als branderig gevoel bij het plassen, koorts, troebele en stinkende urine. Meld dit tijdig bij de afdelingsverpleegkundige en/of de zaalarts.  

  • Wond

De verpleegkundige inspecteert dagelijks de wond en verbindt deze zo nodig. De wond wordt doorgaans gesloten met nietjes, deze worden ongeveer tien tot veertien dagen na de ingreep verwijderd. Als u in het verleden in het wondgebied bent bestraald of corticosteroïden gebruikt, worden de hechtingen later verwijderd. Wanneer de wond onderhuids gehecht is, hoeven er geen hechtingen verwijderd te worden. Deze lossen dan vanzelf op. Het gevoel van de huid rondom het litteken is na de ingreep vaak veranderd. Dit gevoel kan nog lang aanhouden, maar herstelt zich over het algemeen wel.

  • Mobiliteit en fysieke activiteit

Vanaf de eerste dag na de ingreep gaat u uit bed. Dit is zeer belangrijk voor uw herstel en het voorkomen van complicaties zoals trombose, longontsteking en vertraagde stoelgang. U zult merken dat de activiteiten die voor de ingreep vanzelfsprekend waren, nu veel inspanning kosten. U moet opnieuw op zoek gaan naar een goede energiebalans over de dag. Toch wordt u gestimuleerd om vanaf de eerste dag uit bed te komen. Onder begeleiding van de verpleegkundige en/of fysiotherapeut zult in de dagen die volgen toenemend zelfstandig worden. U zult steeds vaker en langer uit bed komen. Het streven is om u zo snel mogelijk drie maal per dag op de gang te laten wandelen. Ook uw familie mag u daarbij helpen.

Schadelijke effecten chemotherapie

Uit onderzoek blijkt dat cytostatica schadelijk kunnen zijn voor mensen die daar in hun beroep vaak mee in aanraking komen. Artsen, verpleegkundigen en schoonmakers lopen dagelijks een risico. Daarom nemen zij een aantal beschermende maatregelen zoals het dragen van handschoenen, een jas en soms een masker bij uw persoonlijke verzorging. Deze voorzorgsmaatregelen zijn alleen nodig voor de ziekenhuismedewerkers en niet voor uw eventuele partner, kinderen en bezoekers. Uw verpleegkundige geeft graag nog meer uitleg als dat nodig is.

Hulp en steun

Tijdens uw opname zult u merken dat u zich de ene dag beter voelt dan de andere dag. Dit kan zowel op lichamelijk als op emotioneel gebied zijn. 

Vaak was de periode voor de operatie heel hectisch en was u vooral bezig met het voorbereiden op de operatie. Na de operatie komt vaak het besef wat er allemaal is gebeurd. Het kan voelen als een periode van rouw en dit is niet gek. U moet veel verwerken en weer vertrouwen krijgen in uw lichaam. Op de afdeling kan de verpleegkundige u hierin ondersteuning bieden. Ook kunt u altijd terecht bij uw vaste contactpersoon/oncologie verpleegkundige van de poli.

Daarnaast kunt u gebruik maken van de medewerkers van Maatschappelijk Werk (MW) of dienst levensoriëntatie. Diverse deskundigen kunnen u en uw naasten psychosociale ondersteuning bieden. De verpleegkundige kan u in contact brengen met een van deze disciplines.

Ook voor uw naasten is dit een heftige periode (geweest). De vaste contactpersoon of oncologie verpleegkundige zijn er ook voor hen. Vragen kunnen uiteenlopen van zorgen om het huishouden, de kinderen of over klachten en de behandeling. We hebben liever dat u een keer te veel belt dan een keer te weinig. Wij kunnen samen met u naar een passende oplossing zoeken en/of u verwijzen naar de desbetreffende specialisten. 

Ontslag uit het ziekenhuis uitklapper, klik om te openen

Als u zich goed voelt en de gynaecologisch oncoloog ermee instemt, kunt u over het algemeen na 7-9 dagen weer naar huis. Het kan zijn dat het herstel langer tijd nodig heeft en dat u daarom langer opgenomen bent.

U krijgt afspraken mee voor controlebezoeken na ontslag op de polikliniek. De weefseluitslag is meestal na 7-10 dagen bekend. Deze wordt vaak nog net voor ontslag met u besproken of als u reeds eerder naar huis bent gegaan krijgt u een telefonische afspraak mee.

Zes weken na ontslag komt u voor controle bij de gynaecologisch oncoloog. Ook krijgt u een afspraak mee voor de oncoloog voor de resterende drie chemokuren. Voor een periode van minimaal vijf jaar blijft u onder controle. Dit kan zijn in het verwijzende ziekenhuis of in het UMC Utrecht. Op het eerste polibezoek na de operatie bespreekt de arts met u, hoe dit schema er precies eruit ziet.

Contact met het ziekenhuis

Neem contact op met het ziekenhuis als u onderstaande lichamelijke problemen ervaart:

  • Temperatuursverhoging boven de 38.5 graden Celsius.
  • Aanhoudende misselijkheid en braken, niet kunnen eten en gewichtsverlies van meer dan 2 kilo per week.
  • Diarree (vaker dan 5 x per dag waterdunne ontlasting of meer dan 1000 ml via het stoma).
  • Obstipatie (langer dan twee dagen geen ontlasting of langer dan 24 uur geen ontlasting via het stoma).
  • Aanhoudende pijn in het wondgebied die niet met pijnstillers onder controle te krijgen is.
  • Niet kunnen plassen of het gevoel hebben niet goed te kunnen uitplassen.
  • Andere aan de behandeling gerelateerde problemen.

Contact uitklapper, klik om te openen

Hebt u vragen over uw afspraak of behandeling?

Polikliniek Gynaecologische oncologie

088 75 694 42

admigon@umcutrecht.nl

De afdeling is bereikbaar van 08.15 - 12.00 uur en van 13.30 - 16.00 uur.