Je komt in ons ziekenhuis, omdat je een continent urinestoma krijgt. Dat doen we tijdens een operatie. De dokter maakt dan een verbinding tussen je blaas en de huid van darm- of blaasweefsel. We noemen het een continent urinestoma, omdat het stoma niet lekt. Je hebt dus geen opvangmateriaal nodig, zoals een zakje of een luier.
Continent urinestoma bestaat uit drie woorden.
- continent betekent: afgesloten
- urine is een ander woord voor plas
- stoma is een grieks woord, het betekent mond of uitmonding.
Na deze operatie kan je via de stoma de urine, uit je blaas, via een katheter af laten lopen.
Van de operatie zelf merk je niks, want je bent onder narcose. Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen.
Hoe lang de operatie duurt, is afhankelijk van:
- de techniek waarmee de dokter de stoma maakt
- of er nog andere ingrepen worden gedaan
Je vader, moeder, of iemand anders die je graag bij je hebt, mogen de hele dag bij je blijven. Alleen niet tijdens de operatie. Maar dat merk je niet, omdat je dan onder narcose bent.
Voor het maken van een continent urinestoma moet je een week in het ziekenhuis blijven. Je komt meestal op afdeling Dolfijn in het WKZ te liggen. Soms word je op de dag van de operatie opgenomen. Soms ook een dag ervoor. Dat hangt af van waar je woont en hoe laat de operatie is.
Tijdens de opname komt de stomaverpleegkundige langs voor informatie over de continent urinestoma.
Je blaas, je urinewegen en je nieren uitklapper, klik om te openen
Je blaas zit onder in je buik, en heeft twee taken:
- plas bewaren
- plas uit je blaas laten gaan.
Je nieren maken plas. Als je je handen in je zij zet, met je duimen naar voren, zitten jouw nieren bij je vingers. Net onder je ribben. Nieren zijn een soort zeefjes die je bloed schoonmaken. Ze halen de stoffen die je niet nodig hebt uit je bloed. We noemen dat afvalstoffen.
Alles wat je drinkt, bestaat voornamelijk uit water, maar ook in eten zit soms vocht. Denk aan een ijsje, vla of een appel. Je drinkt altijd meer dan je lichaam nodig heeft. Je nieren zorgen ervoor dat het teveel aan vocht en de afvalstoffen naar je blaas gaan. Dat is je plas.
Als er een beetje plas in je blaas zit, gaat er een seintje naar je hoofd. Dat gaat via je ruggemerg. Hierin zitten een soort draden. De dokter noemt dat “zenuwbanen”. Ze lijken op telefoondraden. Telefoondraden geven een seintje door van de ene telefoon naar de andere. Deze zenuwbanen werken net als de telefoondraden en geven seintjes van je blaas door aan je hoofd. In je hoofd zit een soort plascomputer die deze seintjes ontvangt, namelijk: ‘Er zit plas in mijn blaas’.
Jij kunt via de plascomputer ’twee seintjes’ teruggeven:
- er zit genoeg plas in mijn blaas, dus ik ga plassen óf
- er zit nog niet genoeg plas in, ik hou het nog even op
Als je besluit het nog even op te houden, dan komt er meer plas in je blaas, want je nieren werken altijd door. Als je voelt dat er genoeg plas in je blaas zit (de seintjes worden steeds sterker), ga je plassen. Onder in je blaas zitten je sluitspieren. We noemen het ook wel ‘de rem’ van je blaas.
Je sluitspieren zijn een soort dichte deurtjes. Ze zorgen ervoor dat je plas niet zomaar in je broek loopt. De sluitspieren gaan pas open op het moment dat je gaat plassen. Je blaas knijpt de plas eruit. Je hoeft zelf niet mee te drukken of te persen als je plast. Je blaas kan dat zelf.
Soms moet je zo nodig plassen, dat je het bijna niet meer kunt ophouden. Dan heb je nog een ‘noodrem’. Dat zijn je bekkenbodemspieren. Deze spieren gebruik je alleen in noodgevallen!
Om te begrijpen hoe een blaas werkt, kun je een ballon gebruiken. Die lijkt namelijk op een blaas. Als je de ballon op zijn kop houdt, met het tuitje naar beneden, lijkt het net een echte blaas. Als je er een beetje water in doet, kun je het plassen nadoen.
Blaasproblemen
Soms werkt je blaas niet zoals het moet. Als je blaas niet goed werkt, krijg je klachten. Die kunnen heel verschillend zijn:
- je hebt moeite met plassen of je kunt niet plassen
- je kunt je plas niet goed ophouden
Blaasproblemen moeten we behandelen, omdat je nieren anders ziek worden.
Er zijn verschillende oorzaken voor blaasproblemen. Sommige kinderen hebben een aangeboren afwijking, waardoor hun blaas niet goed werkt. Andere kinderen krijgen door een ziekte of een ongeluk problemen met hun blaas. En soms weten we gewoon nog niet wat er aan de hand is.
Er zijn verschillende behandelingen voor kinderen met blaasproblemen:
- soms helpen medicijnen
- sommige kinderen leren om hun blaas met een slangetje leeg te maken (katheteriseren)
- bij anderen is het beter om (tijdelijk) een nieuwe uitgang voor de urine te maken. Zo’n ‘nooduitgang’ noemen we een stoma.
Een urinestoma uitklapper, klik om te openen
Een urinestoma is dus een verbinding tussen de blaas en de buikhuid. Je krijgt een urinestoma als:
- katheteriseren via de plasbuis bij jou niet kan
- je incontinent bent van urine
- je zittend in de rolstoel jezelf wil kunnen katheteriseren
Er zijn twee soorten stoma’s.
Een incontinent stoma
De urine druppelt via de stoma in de luier of een zakje dat op de huid geplakt is. Je hebt daar zelf geen controle over.
Een continent stoma
Bij een continent urinestoma zorgt een inwendig klepje dat de urine in de blaas blijft. Met behulp van een ‘plasslangetje’, een katheter, laat je de urine aflopen uit de blaas.
Tijdens de operatie maakt de kinderuroloog een verbinding (een buisje) tussen de blaas en de buikhuid. Dit buisje kan hij maken van:
- de blinde darm een stukje dunne darm
- een urineleider (ureter), alleen als die het toch niet meer zo goed doet en je (een stukje van) de urineleider kunt missen
- je eigen blaas. Dat kan alleen als je een grote blaas hebt.
Als je een kleine blaas hebt, maakt de dokter tijdens dezelfde operatie meestal ook de blaas een beetje groter.
Dit kan op twee manieren:
- door het klieven van de blaasspier
- of door een stukje darm te gebruiken
De dokter vertelt precies wat hij bij jou gaat doen.
Na de operatie heb je een kleine opening in je buik. Soms zit het in je navel, soms net naast je navel of wat lager op je buik. Dat is de urinestoma. Via dit urinestoma(gaatje) kun je je blaas leegmaken. Dat doe je met een katheter.
Het is belangrijk dat de stoma goed open blijft. Anders kan later de katheter er niet doorheen. Om de stoma goed open te houden, zit er in na de operatie een katheter in je stoma, de stomakatheter. Die blijft ongeveer vijf tot zes weken zitten.
Afhankelijk van de operatie heb je nog een katheter in je blaas. Het kan een katheter zijn via de plasbuis of via de buikwand (supra pubis katheter). De dokter spreekt af hoe lang een katheter er in blijft zitten.
Vóór het maken van een continent urinestoma uitklapper, klik om te openen
Voor de operatie heb je een afspraak op de POS-poli. POS-poli is de afkorting van: Pre Operatief Spreekuur. Dat betekent: het spreekuur vóór een onderzoek, behandeling of operatie onder narcose.
Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je voelt dan niks van de operatie. We noemen dit wel slapen maar het is geen gewone slaap. Als je onder narcose bent kun je niet uit jezelf wakker worden. De anesthesioloog is de dokter die jou de slaapmedicijnen gaat geven. Hij zorgt voor jou als je onder narcose bent en hij zorgt ervoor dat je weer wakker wordt als de operatie klaar is. We noemen hem ook wel de slaapdokter.
De POS-poli is in het WKZ op de 1e verdieping bij receptie 8.
Op de POS-poli heb je, samen met je ouders een gesprek met de POS-verpleegkundige of met de slaapdokter.
Wat gebeurt er op de POS-poli?
- Ze willen van alles weten over je gezondheid. Bijvoorbeeld:
- welke ziektes je hebt gehad
- of je koorts hebt
- of je verkouden bent
- Soms meten ze je gewicht, je lengte, je bloeddruk of je hartslag. Dit doet geen pijn.
- Ze bespreken met jou en je ouders:
- hoe het gaat als je onder narcose gaat
- hoe jij het beste de narcose kunt krijgen:
- met een prik
- of met een kapje.
- wat jou kan helpen als je pijn hebt of bang bent.
Als je tegen de narcose op ziet, zeg het dan tegen de POS-verpleegkundige of de slaapdokter!
Op de POS-poli krijg je een folder over de narcose. Dan kun je nog eens nalezen wat er is verteld.
Voor ouders uitklapper, klik om te openen
Gebruikt uw kind bloedverdunningsmiddelen? Dan kan het zijn dat uw kind deze al vóór de operatie niet meer mag nemen. Overleg dit vóór de opnamedag al met de arts
- Gebruikt uw kind prednison of andere corticosteroiden? Dan heeft uw kind hiervoor een stressdosering nodig. Overleg dit voor de opname met de behandelend arts.
- Is uw kind bekend met darmspoelen? Dan raden wij u aan dit ook de dag voor operatie te doen.
- Gebruikt uw kind insuline? Dan raden we u aan om met de arts te overleggen. Misschien is het beter de dosis aan te passen.
- Is uw kind allergisch, bijvoorbeeld voor contrastvloeistof? Meld dit dan altijd.
- (Kinder)aspirine® is een pijnstiller die het bloed verdunt. Daardoor is er meer kans op nabloedingen. Geef uw kind daarom minstens twee weken voor de operatie geen (kinder)aspirine®. Als uw kind een pijnstiller nodig heeft, kunt u wel (kinder)paracetamol geven.
- Kort voor de narcose mag uw kind geen vaccinatie krijgen. We houden de volgende periode aan:
- twee dagen voor de narcose geen DKTP- en meningokokken-vaccinatie
- twee weken voor de narcose geen BMR-vaccinatie
De operatiedag uitklapper, klik om te openen
In de folder ‘Narcose’ lees je hoe het gaat als je onder narcose gaat. Je leest daar ook hoe het gaat op de dag dat je geopereerd wordt. Voor alle duidelijkheid vertellen we het hier nog een keer in het kort:
Thuis
- Je mag ’s ochtends niet meer eten en drinken. Dat heet nuchter zijn.
Op de verpleegafdeling
- Je komt op de verpleegafdeling en krijgt een bed.
- De verpleegkundige stelt nog wat vragen aan jou en je ouders.
- Als je wilt kun je de voorbereidingsspullen nog een keer bekijken.
- Je krijgt een operatiejasje aan en een naambandje om.
- Misschien krijg je een drankje, pilletje of zetpil.
- Als je aan de beurt bent, ga je in bed of bij je ouder op de arm.
- Jullie gaan samen naar de wachtruimte(holding) bij de operatiekamer.
In de holding
- Eén van je ouders en de pedagogisch medewerker of verpleegkundige doen een schort aan, blauwe ‘slofjes’ over de schoenen en zetten een speciale muts op.
- De medewerkers van de operatiekamer (met een groen pak en een muts) komen jullie ophalen. Meestal stellen ze nog wat vragen aan jou en je ouders.
- Ze nemen jou, één van je ouders en de pedagogisch medewerker of verpleegkundige mee naar de operatiekamer.
In de operatiekamer
- Je gaat op de operatietafel liggen.
- Je krijgt een plakker met daarin een klein lampje op je vinger of teen geplakt.
- Je krijgt drie monitor-stickers op je borst geplakt.
- Je krijgt de narcose met een kapje of een prik.
- Als je slaapt gaat je vader of moeder terug naar de afdeling.
- De dokter doet de operatie.
In de uitslaapkamer
- Je ligt weer in je eigen bed als je wakker wordt.
- Eén van je ouders mag bij je komen zitten.
- Je hebt nog steeds de monitor-stickers, het lampje op je vinger.
- Je hebt een infuus in je hand.
- Als je goed wakker bent, rijden ze je met bed en al weer naar de afdeling.
Na de operatie uitklapper, klik om te openen
Terug op de afdeling
- Als je weer op de afdeling bent, mag je rustig in je bed blijven liggen. De verpleegkundige komt regelmatig bij je kijken.
- Misschien voel je je niet zo lekker, ben je misselijk of heb je ergens pijn. Zeg het tegen je vader of moeder of tegen de verpleegkundige als er iets is. Ze kunnen er dan rekening mee houden of je extra medicijnen geven.Hoe het bij jou zal gaan? Dat is moeilijk van tevoren te zeggen.
- Als je goed wakker bent, mag je weer wat drinken.
- De dokter komt vertellen hoe het gegaan is.
Wat doen we de de eerste week na de operatie? uitklapper, klik om te openen
Blaasspoelen bij kinderen die een blaasvergroting met een stukje darm hebben gekregen
Bij sommige kinderen is de blaas groter gemaakt met een stukje dunne darm. Er kan dan meer urine in. Je hoeft dan minder vaak te katheteriseren. Een darm bestaat uit heel ander weefsel dan een blaas. Het darmweefsel moet dus nog even aan zijn nieuwe taak als blaas wennen. Dat merk je ook. Het darmweefsel maakt slijmvlokken. In het begin is dat best wel veel. Ze komen er met je urine uit als je katheteriseert. Dit wordt later vanzelf minder. De dokter vertelt jou wanneer het spoelen verminderd of gestopt mag worden.
Tijdens de opname leren jij en je ouders hoe je thuis je blaas kunt spoelen.
Wat hebben we nodig?
- blaasspuit
- spoelvloeistof
- urineopvangzak of opvangmateriaal
- gaasje met alcohol 70%
Wat doen we?
- Hygiëne: We zorgen dat onze handen schoon zijn.
- We trekken de spoelvloeistof op in de spuit en leggen de spuit terug op een gaasje met alcohol. Het uiteinde van de spuit moet schoon blijven!
- We koppelen de spuit aan de katheter. We spuiten de vloeistof voorzichtig in.
- We proberen de hoeveelheid vloeistof daarna langzaam terug te trekken. In het begin gaat dat misschien moeilijk. Dat is niet erg. Als het niet lukt om met de spuit de spoelvloeistof op te trekken, dan kan de urineopvangzak eraan gekoppeld worden. Observeer dan of de vloeistof daarin afloopt. We spoelen net zolang totdat de urine niet troebel is.
Oprekken van de blaas
Meteen na de operatie is je blaas nog niet zo groot. Hij moet langzaam groter worden. Dat doen we door, na een aantal dagen in opdracht van de dokter, de suprapubische katheter een aantal uren dicht te klemmen. Er kan dan geen urine aflopen (dit noemen we blaastraining). Na 2 tot 3 uur wordt de katheter kort opengezet om de urine af te laten lopen je kan het gevoel hebben dat je nodig moet plassen. ‘s Nachts wordt de katheter niet afgeklemd. Je kunt dan rustig slapen. De urine loopt af in een urineopvangzak.
Naar huis met een urinekatheter
Als je naar huis gaat, zitten er meestal nog twee katheters in je buik. Je leert samen met je ouders hoe je katheter(s) moet verzorgen. Je krijgt daarvoor een starters-set en een folder mee. In deze folder ‘Naar huis met een urinekatheter’ staat informatie over de verzorging. In de set zit alles wat nodig is, om de katheter de eerste dagen thuis te verzorgen. Je ouders worden geïnformeerd waar ze de materialen kunnen bestellen. Als al eerder materiaal besteld is bij een facilitair bedrijf dan wordt deze firma weer ingeschakeld.
Vervolgafspraak uitklapper, klik om te openen
Na ongeveer 5 weken kom je terug naar het ziekenhuis. Je wordt dan één dag opgenomen op afdeling Kameleon (dagverpleging) of afdeling Dolfijn. De stomaverpleegkundige haalt eerst de katheter uit je stoma. Ze neemt voor het verwijderen nog een urine af voor onderzoek. Ze leert je samen met je ouders hoe je via de stoma kunt katheteriseren. Ze gaat samen met jou en je ouders oefenen en met jullie kijken welke katheter je het beste kunt gebruiken om te katheteriseren. We gebruiken meestal een lange katheter van 30 of 40 cm. Daarmee kun je de urine goed uit de blaas af laten lopen (hevelen). Als het katheteriseren goed gaat, mag ook de suprapubische katheter eruit. Het verwijderen van de katheter kan gevoelig zijn.
De verpleegkundige geeft ook uitleg over de ACE- stopper. Als je niet katheteriseert, zit deze in je stoma. De stopper is nodig om de stomadoorgankelijk te houden. Over de ACE–stopper gaat een speciale pleister die ervoor zorgt dat deze er niet uitvalt.
Jullie krijgen de folder ‘Anders plassen, een continent urinestoma, verzorgen en katheteriseren’ mee naar huis.
Bijwerkingen uitklapper, klik om te openen
Mogelijke bijwerkingen na het aanleggen van een continent urinestoma
Blaaskramp:
Meestal heb je na operatie last van blaaskramp. Dat is een pijnlijk gevoel in je onderbuik .Ander verschijnselen kunnen zijn: pijn of jeuk aan je plasser of plasgaatje, of zelfs jeuk aan je anus (poepgaatje). We hebben daar medicijnen voor. Deze medicijnen ontspannen de blaas. Een van die medicijnen is dridase (oxybutinine): hiervan kun je ook een rode kleur in je gezicht krijgen of een droge mond.
Mogelijke bijwerkingen van de narcose
Tijdens een narcose krijg je een buisje in je keel, dat helpt om te ademen. Soms heb je daardoor wat keelpijn of klinkt je stem wat anders als je wakker wordt. Dat gaat na een poosje weer over. Door de slaapmedicijnen kun je wat misselijk zijn of moet je overgeven. Je kunt hiervoor medicijnen krijgen van de verpleegkundige in de uitslaapkamer of op de afdeling.
Soms kan het soms even duren voordat je je weer helemaal de oude voelt. Dit is normaal.
Complicaties uitklapper, klik om te openen
Mogelijke complicaties na het maken van een continent urinestoma
Zelfs wanneer een operatie helemaal goed is gedaan, kunnen er problemen ontstaan. Zulke problemen noemen we complicaties. Ook bij het aanleggen van een continent urinestoma gaan de dingen soms anders dan de bedoeling is. Gelukkig gebeurt dit niet zo vaak.
Wat kun jij merken van een complicatie?
Complicaties kunnen zijn:
- ontsteking van het wondgebied, de stoma of blaas
- lekkage van urine in de buik
- nabloeding
- verstopte katheter voor slijmvlokken (alleen als je een blaasvergroting hebt gehad met darmweefsel)
- blaaskrampen
Mogelijke complicaties van de narcose
Ernstige complicaties door de narcose komen tegenwoordig nog maar heel weinig voor.
Wat mag je wel, wat mag je niet
- De eerste 6 weken na de operatie mag je niet sporten. Daarna mag je bijna alle sporten weer doen.
- Goed drinken is heel belangrijk, vooral bij warm weer, sporten en koorts. Vanaf 6 jaar moet je ongeveer 1 tot 1.5 liter per dag te drinken. Je mag met de katheters onder de douche, maar niet in bad. Dep na het douchen de insteekopening(en) goed droog. Desinfecteer de insteekopening(en) met betadine jodium.
- De katheters moeten goed gefixeerd zijn met pleisters. Je moet ze vervangen als ze losraken. Op de afdeling zal je leren hoe je de pleister moet plakken(getunneld.
- Op de afdeling ga je oefenen om met behulp van een kraantje op de katheter je blaas te trainen. ’s Nachts wordt er altijd een urinezak aangekoppeld. Als er geen urine uit de katheter loopt, dan zal de katheter moeten worden geflushed. Op de afdeling zal je leren hoe je deze handeling moet uitvoeren.
- Het is belangrijk dat je geen blaasontsteking krijgt, daarom is goede hand hygiene voor het verzorgen van de katheters en wondjes belangrijk.
- Ook krijg je antibiotica als profylaxe om te voorkomen dat je snel blaasontsteking zult krijgen. Bij één keer daags antibiotica moet dit ’s avonds ingenomen worden.
Heb je nog vragen? uitklapper, klik om te openen
- Schrijf ze op, dan kun je ze niet vergeten. Je kunt ze stellen als je in het ziekenhuis bent.
- Voor vragen over een continent urinestoma kun je bellen met de stomaverpleegkundigen:
• telefonisch spreekuur: maandag t/m vrijdag van 9.00 – 10.00 uur
• telefoonnummer: 088 75 643 46
• bij geen bereikbaarheid, tijdens de kantoortijden, kun je de voicemail inspreken
- Voor andere vragen of advies kun je bellen met een pedagogisch medewerker via het secretariaat Pedagogische Zorg:
• op maandag, dinsdag en donderdag van 9.00 tot 10.00 uur
• telefoonnummer 088 75 542 24
Je ouders kunnen deze nummers ook bellen.
Contact uitklapper, klik om te openen
Als u een afspraak wilt maken op de polikliniek urologie hebt u een verwijzing nodig van uw huisarts of specialist.